Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-08-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:165

Zaaknummer

200101

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Klager is in beroep gekomen tegen de beslissing van de raad voor zover daarin de klacht van klager ongegrond is verklaard. Het hof is van oordeel dat de raad op goede gronden tot een ongegrondverklaring is gekomen en bekrachtigt die beslissing. Beroep faalt.

Uitspraak

BESLISSING

 

van 28 augustus 2020

in de zaak 200101

 

naar aanleiding van het hoger beroep:

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

Het hof verwijst naar de beslissing van 16 maart 2020 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 19-502). Deze beslissing is op dezelfde dag aan partijen toegezonden. In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.  

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2020:88.

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klager tegen deze beslissing is op 14 april 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    het verweerschrift d.d. 22 mei 2020 van verweerster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 26 juli 2020. Daar zijn klager en verweerster verschenen, waarbij verweerster is vergezeld door haar kantoorgenoot, [naam kantoorgenoot]. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnotitie, waarvan een kopie aan het hof is verstrekt.

 

3    DE KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij zich in de procedures over de carport en de procedure inzake het bestemmingsplan buitengebied onvoldoende heeft voorbereid, waardoor zij het belangrijkste feit – namelijk de aanduiding van de zuidgevel als voorgevel van de woning op de oorspronkelijke bouwtekening uit 2007 – heeft gemist;

b) zij de aansprakelijkheidsstelling van de gemeente Epe in de eindfase botweg eigenhandig heeft beëindigd;

c) zij de kans niet heeft gebruikt om via een bouwverordening alsnog een vergunning te krijgen voor de gewenste carport;

d) zij klager niet van tevoren heeft geïnformeerd over haar afwezigheid wegens vakantie en zij tijdens haar vakantie niet heeft gereageerd op de e-mail van klager van 6 oktober 2018;

e) zij klager onheus heeft bejegend door op te merken dat er sprake was van een vertrouwensbreuk over en weer, waarmee zij heeft geïnsinueerd dat klager met opzet niets aan haar heeft gezegd over de benaming van de zuidgevel als voorgevel op de oorspronkelijke bouwtekening uit 2007.

 

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

Het hof ziet op basis van het onderzoek in beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Hetgeen in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt de grieven van klager in beroep en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 16 maart 2020 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 19-502.

 

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.D. Kiers-Becking, A.D.R.M. Boumans, A.A.H. Zegers en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020.

griffier    voorzitter            

 

De beslissing is verzonden op 28 augustus 2020.