Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-07-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2020:101

Zaaknummer

20-381/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft zijn cliënten, huurders, geadviseerd om de sloten van hun woning te verwisselen. Klager, verhuurder in deze kwestie, klaagt daarover. Klacht kennelijk onegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 juli 2020 in de zaak 20-381/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 8 mei 2020 met kenmerk K228 2019 ar/jth, door de raad ontvangen op 12 mei 2020, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager huurt een woning. De heer E (hierna: E) verblijft , sinds september 2018 met zijn partner mevrouw G (hierna: G) en haar minderjarig kind in die woning. Zij staan op het adres van de woning ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

1.2    Op 2 oktober 2019 heeft klager E en G in kort geding gedagvaard. Klager heeft in conventie, zakelijk weergegeven, ontruiming van de woning gevorderd. Hij heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij E en G heeft toegestaan voor korte duur te logeren in de woning. Klager heeft echter niet ingestemd met langdurig verblijf. E en G hebben zich op het standpunt gesteld dat zij met klager een huurovereenkomst hebben gesloten. Zij hebben in reconventie vorderingen ingesteld die zien op, zakelijk weergegeven, nakoming van de huurovereenkomst.

1.3    Op 18 oktober 2019 is de zaak ter zitting behandeld door de voorzieningenrechter.  Verweerder treedt op voor E en G.

1.4    In een brief van 24 oktober 2019 aan de voorzieningenrechter heeft de advocaat van klager gevraagd om vonnis te wijzen. In die brief is geschreven dat klager die dag de huur van de woning heeft opgezegd en dat de woning op 15 november 2019 opgeleverd moet worden.

1.5    Op 28 oktober 2019 heeft de advocaat van klager nog een brief gestuurd aan de voorzieningenrechter. In deze brief is geschreven dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen. Uit deze brief blijkt dat op de zitting op 18 oktober 2019 is afgesproken dat klager van 21 tot en met 25 oktober 2019 niet aanwezig zou zijn bij de woning. Verder is in de brief geschreven dat klager op 26 oktober 2019 heeft geconstateerd dat de sloten van de woning waren veranderd..

1.6    Bij vonnis van 8 november 2019 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen.

1.7    Op 13 november 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft zijn cliënten geadviseerd de sloten van de woning te vervangen.

b)    Verweerder heeft tegenover de politie en de verhuurder leugens verkondigd.

c)    Verweerder is een slecht advocaat. Hij heeft onrechtmatig gehandeld in zijn streven om zijn cliënten de woning te laten verkrijgen. Als gevolg daarvan heeft klager schade geleden.

2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, waar nodig, worden besproken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft aangevoerd dat E sinds 2014 in de woning verblijft. Sinds 2018 verblijft hij er met zijn partner G en haar kind. E betaalt klager € 1.000,- voor de woning, wat meer is dat de huur die klager betaalt aan de verhuurder. Tussen klager enerzijds en de E en G anderzijds is een geschil ontstaan, nadat klager de huur verhoogde tot € 1.250,- per maand. Dit geschil heeft geleid tot het kort geding.

3.2    Klager beschikte ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding nog over de sleutels van de woning, hoewel hij daar niet woonde of verbleef. E en G vermoeden dat klager met gebruikmaking van de sleutels heeft bewerkstelligd dat de dagvaarding hen niet rechtstreeks bereikte. E heeft de door de deurwaarder betekende dagvaarding niet in de brievenbus aangetroffen. E ontving een kopie van de advocaat van klager en was daarom wel op de hoogte van het kort geding. Een kwartier voor de mondelinge behandeling op 18 oktober 2019 overhandigde een ‘kompaan’ van klager de dagvaarding echter aan E.

3.3    Volgens verweerder maakte klager zich schuldig aan onaangekondigde bezoeken waarbij hij de woning binnentrad. Klager zocht hierbij de confrontatie met E en G. Hierover is geklaagd bij de advocaat van klager. De politie is meerdere malen ingeschakeld bij bezoeken van klager aan de woning en ook is aangifte gedaan tegen klager.

3.4    Verweerder heeft E en G vervolgens “gewezen op een van de meest voorkomende adviezen in het Huurrecht: “change the locks”.” E en G hebben zelfstandig gevolg gegeven aan het advies.

3.5    Verweerder heeft één maal, op verzoek van G die de Nederlandse taal niet machtig is, de politie te woord gestaan na een melding dat klager in of bij de woning aanwezig was. Hij heeft toen een toelichting gegeven over de procedure tussen klager en E en zijn gezin en over de status van die procedure. Die was op dat moment dat er nog geen vonnis was. De politie heeft vervolgens besloten om klager te verwijderen uit (de omgeving van) de woning. Verweerder heeft betwist tegen de politie onjuist of onwaarachtig te hebben verklaard.

 

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de kwestie die aan de klacht ten grondslag heeft gelegen. Dit betekent dat hetgeen over een weer naar voren is gebracht over de (onder)huurkwestie niet zal worden besproken.

4.2    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (2) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (1) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

Klachtonderdeel a)

4.3    Verweerder heeft onweersproken naar voren gebracht dat klager de woning van zijn cliënten meerdere malen onaangekondigd heeft bezocht en dat daarbij ook meerdere malen de politie is ingeschakeld. Het is niet onaannemelijk dat de cliënten van verweerder zich daarom onveilig voelden in de woning. Gelet op dit alles is het advies van verweerder aan zijn cliënten om de sloten van de woning te vervangen niet, zoals dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daaraan doet de eventuele schade die klager als huurder van de woning door het veranderen van sloten heeft geleden niet af. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4    Verweerder heeft verklaard dat hij de politie één maal en op verzoek van zijn cliënt te woord heeft gestaan. Hij heeft betwist dat hij daarbij onwaarachtig heeft verklaard. In het licht van het verweer heeft klager zijn stelling dat verweerder leugenachtig heeft verklaard tegen de politie en tegen de verhuurder onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.5    Verweerder heeft de belangen van zijn cliënten E en G behartigd. Het is de voorzitter niet gebleken dat hij daarbij heeft gehandeld op een wijze waarmee de belangen van klager onnodig of onevenredig zijn geschaad. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2020.