Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-07-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:150
Zaaknummer
20-412/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Anders dan klaagster stelt heeft de voorzitter op basis van het klachtdossier niet kunnen vaststellen dat sprake is van een dermate opvallende vertraging van de onderhandelingen over wijziging van het ouderschapsplan dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 juli 2020
in de zaak 20-412/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 3 juni 2020 met kenmerk 2019-1004351, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 en I tot en met V.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster is gescheiden. Met haar ex-echtgenote (hierna: de vrouw) heeft zij de zorg over twee minderjarige kinderen. De afspraken hierover zijn vastgelegd in een ouderschapsplan. Op 27 mei 2019 heeft verweerster klaagster namens de vrouw aangeschreven en een wijzigingsverzoek van het ouderschapsplan aan klaagster voorgelegd.
1.2 Op 2 juni 2019 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij niet akkoord kan gaan met de door de vrouw voorgestelde wijzigingen van het ouderschapsplan en heeft zij verweerster een eigen concept-ouderschapsplan toegestuurd. Op 12 juli 2019 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat zij naar verwachting uiterlijk 16 juli 2019 zal reageren op het concept van klaagster.
1.3 Op 16 juli 2019 heeft verweerster inhoudelijk gereageerd op het door klaagster opgestelde concept-ouderschapsplan. Verweerster heeft klaagster daarbij tevens bericht:
“Het opgestelde concept heb ik besproken met cliënte. In bijgaand concept heb ik haar opmerkingen verwerkt.
De aankomende 2,5 week ben ik afwezig. Als u binnen die periode reageert dan kan ik er helaas pas later op terugkomen.
Ik dank u op voorhand voor de reactie.”
1.4 Op 19 juli 2019 heeft klaagster gereageerd op de e-mail van verweerster van 16 juli 2019 en verweerster verzocht binnen 2,5 week te reageren. De vrouw heeft klaagster hierop dezelfde dag geschreven dat verweerster tot 5 augustus met vakantie is en dat gezien de vakantie van de vrouw tot 22 augustus de door klaagster gestelde termijn niet haalbaar is.
1.5 Op 22 augustus 2019 heeft verweerster gereageerd op de e-mail van klaagster van 19 juli 2019. Klaagster heeft op 25 augustus 2019 gereageerd op deze e-mail van verweerster.
1.6 Op 6 september 2019 heeft verweerster een aangepast concept van het ouderschapsplan aan klaagster gestuurd. Klaagster was hiermee niet akkoord. Uiteindelijk hebben klaagster en de vrouw op 12 september 2019 overeenstemming bereikt.
1.7 Op 6 september 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de onderhandelingen over wijziging van het ouderschapsplan onnodig heeft vertraagd.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt is dat die advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Verder geldt als uitgangspunt dat de advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van een wederpartij geen onnodige kosten worden gemaakt (zoals ook is neergelegd in Gedragsregel 6 lid 1).
4.2 Anders dan klaagster stelt heeft de voorzitter op basis van het klachtdossier niet kunnen vaststellen dat sprake is van een dermate opvallende vertraging van de onderhandelingen over wijziging van het ouderschapsplan dat verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft op 27 mei 2019 een eerste voorstel aan klaagster gestuurd. Ongeveer 3,5 maand later, op 12 september 2019, hebben klaagster en de vrouw overeenstemming bereikt. Uit het klachtdossier volgt dat in de tussenliggende periode klaagster en verweerster met elkaar hebben gecorrespondeerd over de inhoud van het ouderschapsplan, dat daarover niet direct overeenstemming bestond en dat verweerster en de vrouw opvolgend een aantal weken met vakantie zijn geweest. Gelet op het voorgaande is de klacht dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 13 juli 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.