Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-06-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:142
Zaaknummer
20-363/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 29 juni 2020
in de zaak 20-363/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 15 mei 2020 met kenmerk 2019-1036258/EJH/AvO/DR, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6 en I tot en met V.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft een moratorium aangevraagd bij de rechtbank. Bij vonnis van 23 maart 2016 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft hiertegen namens klaagster op 29 maart 2016 hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft het hoger beroep op 31 maart 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
1.2 Verweerder heeft klaagster op toevoegingsbasis bijgestaan.
1.3 Op 14 november 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft zonder toestemming van klaagster een toevoeging voor klaagster aangevraagd.
b) Verweerder heeft de mogelijkheden en gevolgen van een hoger beroep niet vooraf met klaagster besproken en hij heeft klaagster ook niet op de hoogte gesteld van de daadwerkelijke indiening van het hoger beroep bij het hof. Klaagster is daarover pas achteraf geïnformeerd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.
4.2 De klacht ziet op de hogerberoepsprocedure waarin verweerder klaagster heeft bijgestaan. Dat is in maart 2016 geweest. Door hierover in november 2019 een klacht in te dienen, heeft klaagster de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet overschreden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht is niet gebleken. De klacht is niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, in beide onderdelen niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 29 juni 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.