Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-07-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2020:51

Zaaknummer

19-860/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat de advocaat tijdens de periode waarin zij klager bijstond onbereikbaar was. Klager heeft niet aangetoond dat door de gemeente een oproep voor een mondelinge behandeling aan verweerster is verzonden. Door de gemachtigde van klager is pas ter zitting naar voren gebracht dat de door de advocaat verzonden brief met informatie over de beschikking van de gemeente en de mogelijkheid tot het instellen van een rechtsmiddel door klager niet was ontvangen.. Advocaat had geen aanleiding om te veronderstellen dat die brief niet was ontvangen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 13 juli 2020

in de zaak 19-860/DB/LI

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

                         

                           

 

over:

 

 

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Op 15 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Op 20 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K19-050 van de deken ontvangen.

1.3      De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 juni 220. Daarbij waren               aanwezig klager, de partner van klager, de gemachtigde van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10. .

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2      Verweerster heeft klager in de periode mei – oktober 2017 bijgestaan in een bezwaarschriftprocedure tegen de gemeente X.

2.3      Verweerster heeft op 23 mei 2017 een opdrachtbevestiging aan klager toegezonden. Zij berichtte klager voorts ter sauvering van de termijn voor 31 mei 2017 bezwaar in te zullen stellen tegen de beslissing van de gemeente X van 20 april 2017. Zij stuurde op 23 mei 2017 een (voorschot)declaratie ad € 250,11 aan klager. Zij schreef na voldoening van deze declaratie verder te zullen gaan met haar werkzaamheden.  Verweerster heeft op 31 mei 2017 namens klager een bezwaarschrift ingediend bij de gemeente X. Verweerster heeft op 5 juli 2017 een (tweede) voorschot ad € 750,32 bij klager in rekening gebracht.

2.4      Verweerster schreef op 10 juli 2017 het volgende aan klager : “Met verwijzing naar hetgeen wij vandaag telefonisch bespraken stelde ik bijgaande gronden op. Nogmaals : ik acht de kans op succes klein…. Graag verneem ik uiterlijk morgen om 12.00 uur of ik dit kan verzenden en of u eventueel nog zaken aangepast/toegevoegd wenst te zien.“

2.5      Verweerster heeft op 12 juli 2017 aanvullende gronden ingediend bij de gemeente X. Op 18 september 2017 is klager in de gelegenheid gesteld zijn bezwaarschrift nader toe te lichten.

2.6     Bij beschikking van 28 september 2017 is het bezwaarschrift van klager ongegrond verklaard. Verweerster heeft bij brief van 5 oktober 2017 een afschrift van de beschikking aan klager toegezonden. Zij heeft klager bericht dat hij tot uiterlijk 10 november 2017 in hoger beroep kon gaan. Zij heeft klager bericht hem daarbij niet te willen bijstaan, aangezien zij in hoger beroep geen kans van slagen zag.

2.7     Klager heeft verweerster per email van 25 januari 2019 gevraagd de destijds door hem betaalde rekening op zijn bankrekening terug te storten. Verweerster heeft klager op 19 juni 2019 telefonisch bericht meer werkzaamheden te hebben verricht dan door haar is gedeclareerd. Per email van 19 juni 2019 heeft verweerster de urenspecificatie aan klager toegezonden.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat /verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft de belangen van klaagster niet naar behoren behandeld doordat zij

a)    niet reageerde op e-mails van klager en niet bereikbaar was;

b)    minder werkzaamheden heeft verricht, dan waarvoor klager haar heeft betaald. Verweerster heeft geen procedure voor klager gevoerd;

c)    klager niet heeft geïnformeerd over de mondelinge behandeling, waardoor klager hierbij niet aanwezig is geweest;

d)    klager niet heeft geïnformeerd over de uitspraak van de gemeente X en de mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel daartegen

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5          BEOORDELING

Ad onderdeel a)

5.1      Verweerster heeft klager in de periode van mei – oktober 2017 bijgestaan in een bezwaarschriftprocedure. Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is niet gebleken dat verweerster tijdens voormelde periode mails onbeantwoord heeft gelaten en voor klager onbereikbaar was. Wel staat vast dat verweerster de email van klager van 25 januari 2019, waarin hij om terugbetaling van de door hem betaalde facturen verzocht, pas op 19 juni 2019 heeft beantwoord. De raad stelt vast dat de rechtsbijstand aan klager in januari 2019 al meer dan een jaar was beëindigd en dat verweerster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij, zodra zij in de mails van klager de vraag om terugbetaling herkende, hierop heeft gereageerd. Naar het oordeel van de raad valt verweerster onder voormelde omstandigheden tuchtrechtelijk niet te verwijten dat zij mails onbeantwoord heeft gelaten en dat zij onbereikbaar voor klager was. Het eerste onderdeel is ongegrond.

Ad onderdeel b)

5.2      Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de declaraties van verweerster. De raad heeft geen bevoegdheid geschillen over een declaratie te beslechten. De raad waakt enkel tegen excessief declareren. Hiervan is in deze niet gebleken. Verweerster heeft haar facturen, voorzien van een urenspecificatie, aan klager toegezonden. Klager heeft de facturen zonder bezwaar behouden en voldaan. Pas in augustus 2019 heeft klager zich met een klacht hierover tot verweerster gewend. Uit de urenspecificatie blijkt bovendien dat verweerster meer werkzaamheden heeft verricht dan dat door haar bij klager in rekening zijn gebracht. Het tweede onderdeel is ongegrond.

Ad onderdeel c)

5.3      Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van klager naar voren gebracht dat de klacht ook betrekking heeft op het niet informeren van klager over de mondelinge behandeling. De gemachtigde van klager heeft ter zitting naar voren gebracht dat klager bij navraag bij de gemeente is gebleken dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, waarover hij door verweerster niet is geïnformeerd. Verweerster heeft betwist een oproep voor een mondelinge behandeling te hebben ontvangen. Zijdens klager is geen bewijs overgelegd dat aan verweerster een oproep voor een mondelinge behandeling is verzonden. Het had op de weg van klager gelegen om aan te tonen dat door de gemeente een oproep voor een mondelinge behandeling aan verweerster is toegezonden. Nu niet is komen vast te staan dat verweerster een oproep voor een mondelinge behandeling heeft ontvangen valt haar niet te verwijten dat zij klager hierover niet heeft geïnformeerd. Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad onderdeel d)

5.4      Verweerster heeft bij brief van 5 oktober 2017 een afschrift van de beschikking van de gemeente van 28 september 2017 aan klager toegezonden en hem gewezen op de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep. Klager heeft ter zitting van de raad verklaard dat hij pas door een brief van de gemeente van augustus 2018 betreffende een betalingsachterstand van twee maanden kennis heeft genomen van de beschikking van de gemeente van 28 september 2017. Verweerster heeft per email van 22 oktober 2019 aan de deken een afschrift van haar brief van 5 oktober 2017 aan klager toegezonden. De raad stelt vast dat klager niet betwist dat de brief is verzonden en dat pas ter zitting van de raad door de gemachtigde van klager desgevraagd naar voren is gebracht dat de brief van 5 oktober 2017 door klager niet is ontvangen. De raad heeft ter zitting vastgesteld dat de brief aan het juiste adres van klager is verzonden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen aanleiding had om aan te nemen dat de brief niet was ontvangen. Naar het oordeel van de raad valt verweerster onder voormelde omstandigheden tuchtrechtelijk geen verwijt te maken en zal de raad het vierde onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond

 

Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn , voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en M.M.C. van de Ven , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar . op 13 juli 2020  

 

 

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

 

 

 

 

Verzonden op: 13 juli 2020