Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:121

Zaaknummer

19-357

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Verweerster heeft de conceptovereenkomst opgesteld als advocaat van de wederpartij. Als klager meent dat daarin onjuistheden zijn vermeld of de inhoud ervan voor hem nadelig is, kan hij daarop reageren, maar dat maakt het handelen van verweerster jegens klager niet klachtwaardig. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 30 maart 2020

in de zaak 19-357

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2019 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerster

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij klachtformulier met bijlagen van 29 december 2018 en aangevuld bij brief met bijlagen van 17 februari 2019, heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 juni 2019 met kenmerk K 18/179, door de raad ontvangen op 3 juni 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 augustus 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 augustus 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij e-mailbericht van 12 augustus 2019 door de raad ontvangen op dezelfde dag, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2020 in aanwezigheid van verweerster, vergezeld door haar kantoorgenoot mr. [H].

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager. Klager heeft op 2 januari 2020 aanvullende stukken gezonden.

1.7    Vanwege de verhindering van klager om bij de zitting aanwezig te zijn, heeft klager bij e mailbericht, met bijlagen, van 4 januari 2020 een pleitnota naar de raad gezonden.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Klager heeft in zijn verzetschrift erop gewezen dat in de weergave van de vaststaande feiten in de beslissing van de voorzitter onder 1.10 ten onrechte is vermeld dat een overeenkomst tussen klager en zijn zuster tot stand is gekomen. Op dit punt zal in overweging 4.1 van deze beslissing worden ingegaan.

2.2    Voor het overige verwijst de raad voor de weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht naar de beslissing van de voorzitter, omdat klager tegen die weergave in verzet niet op komt.

 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    Klager heeft in het verzet zijn verwijten aan verweerster herhaald en heeft gesteld het niet eens te zijn met de beslissing van de voorzitter.

3.2    Hij heeft aangegeven dat ten onrechte is vermeld in 1.10 en in 4.6 van de voorzittersbeslissing dat de overeenkomst tussen hem en zijn zuster tot stand is gekomen. Verweerster heeft klager ongevraagd een overeenkomst toegezonden die op diverse punten incorrect was. Hij heeft de overeenkomst dan ook niet ondertekend.

3.3    Voorts heeft klager aangevoerd dat verweerster de gedragscode van de Nederlandse vereniging Familie- en erfrecht Advocaten Scheidingsmediators, waarbij zij is aangesloten, heeft overtreden door met haar e-mail van 20 december 2018 moedwillig aan te sturen op een familieconflict. Verweerster heeft eveneens de gedragscode Personen- en familierecht met voeten getreden.

3.4    Klager heeft verder erop gewezen dat de voorzitter ten onrechte is afgegaan op de onjuiste samenvatting van de klachtonderdelen die door de deken is opgesteld en naar de raad is gezonden. De voorzitter had zelf onderzoek moeten doen naar de inhoud van de klachten van klager.

3.5    Het gemotiveerde verweer van verweerster ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

 

4.    BEOORDELING

4.1    Klager heeft in verzet naar voren gebracht dat in de voorzittersbeslissing ten onrechte is vermeld dat een overeenkomst tussen klager en zijn zuster tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de raad is echter ter zitting voldoende gespecificeerd aangevoerd dat de overeenkomst tussen klager en zijn zuster tot stand is gekomen om van de juistheid daarvan te kunnen uitgaan. Mr. [H] heeft namelijk namens verweerster verklaard dat zij in het bezit is van de ondertekende overeenkomst en dat deze ten overstaan van de notaris door klager is getekend op 1 februari 2019 en door zijn zuster op 21 februari 2019.

4.2    Klager heeft in verzet aangevoerd dat het hem toegezonden concept van de overeenkomst op een aantal punten incorrect was. Verweerster heeft de conceptovereenkomst opgesteld als advocaat van de wederpartij. Als klager meent dat daarin onjuistheden zijn vermeld of de inhoud ervan voor hem nadelig is, kan hij daarop reageren, maar dat maakt het handelen van verweerster jegens klager niet klachtwaardig.

4.3    Met betrekking tot de stelling van klager dat verweerster in strijd met de voor haar geldende gedragscodes heeft gehandeld, overweegt de raad als volgt. De voorzitter heeft de klachtonderdelen getoetst aan de in artikel 46 Advocatenwet neergelegde algemene norm waaraan advocaten dienen te voldoen. De in de gedragscodes verwoorde normen voegen hier in tuchtrechtelijke zin niets aan toe.

4.4    Ten aanzien van hetgeen klager heeft aangevoerd over de samenvatting van de klachtonderdelen door de deken, wijst de raad erop dat de voorzitter niet afhankelijk is van de formulering van de klachtonderdelen door de deken. De voorzitter heeft de door klager aan de deken toegezonden klachtstukken integraal bij haar beoordeling betrokken.

4.5    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.6    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, S.J. de Vries, leden en bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2020. 

 

Griffier                                                                      Voorzitter

 

Verzonden d.d. 30 maart 2020