Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-03-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:113

Zaaknummer

19-754

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Het antwoord op de vraag of verweerder door de verstrekking van klagers telefoonnummer aan een derde de AVG heeft geschonden, is voorbehouden aan de Autoriteit Persoonsgegevens, waar klager ook een klacht over verweerder heeft ingediend. Het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens hoeft voor een oordeel over de klacht niet te worden afgewacht, omdat een eventuele schending van de AVG niet zonder meer ook een tuchtrechtelijk gegronde klacht oplevert. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden

van 16 maart 2020

in de zaak 19-754

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 4 november 2019 met kenmerk 2019 KNN094/976142, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 13.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager had in zijn woning een lekkende douche. De verzekeraar van klager heeft bedrijf P. ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak van het lek. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in een Lekdetectie Bezoekrapport van 27 juni 2019 (hierna ook: het rapport). In het rapport zijn onder meer het schade-adres (het woonadres van klager) en het telefoonnummer van klager vermeld. 

1.2    Bij brief van 4 juni 2019 heeft klager afbouw- en tegelzettersbedrijf O. (hierna: bedrijf O.) aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van de lekkende douche.

1.3    Bedrijf O. heeft verweerder, die vanaf 1 juli 2019 werkzaam is bij kantoor A., in de aansprakelijkheidskwestie om rechtsbijstand gevraagd.

1.4    Op 1 juli 2019 heeft verweerder onder meer aan klager bericht: ‘Wegens vakantie heb ik vandaag pas alle correspondentie en stukken kunnen doornemen…’.

1.5    Op 2 juli 2019 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klager met het verzoek om het rapport naar hem te sturen. Klager heeft het rapport diezelfde dag per e-mail naar verweerder gestuurd.

1.6    Verweerder heeft klager op 2 juli 2019 bericht dat zijn cliënte bedrijf W. de opdracht heeft gegeven om op 3 juli 2019 de douche in klagers woning te komen inspecteren en om daarvoor contact met klager op te nemen via het telefoonnummer dat in het rapport is vermeld.

1.7    Op 3 juli 2019 heeft bedrijf W. telefonisch contact met klager opgenomen.

1.8    Klager heeft bij de Autoriteit Persoonsgegevens een klacht over verweerder ingediend vanwege de verstrekking van klagers telefoonnummer aan bedrijf W.

1.9    Op 9 juli 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft zonder klagers toestemming en zonder wettelijke grondslag het telefoonnummer van klager aan een derde, bedrijf W., gegeven waardoor verweerder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) heeft overtreden;

b)    Verweerder heeft gedragsregel 1 geschonden door klagers recht op bescherming van zijn persoonsgegevens te schenden en door niet te reageren op de door klager bij het kantoor van verweerder ingediende klacht;

c)    Verweerder heeft gedragsregel 8 geschonden door in zijn e-mail van 1 juli 2019 aan klager te vermelden dat hij wegens vakantie pas op 1 juli 2019 alle correspondentie en stukken heeft kunnen doornemen;

d)    Verweerder heeft gedragsregel 8 geschonden door in zijn e-mail van 3 juli 2019 aan klager het tussen hen op 2 juli 2019 gevoerde telefoongesprek niet juist en in strijd met de waarheid weer te geven;

e)    Verweerder heeft gedragsregel 8 geschonden door in zijn verweerschrift in strijd met de waarheid te schrijven dat hij ‘op 3 juli 2019 jl. ook aan [klager] heeft bericht dat het hem onduidelijk is wat hem in het kader van de Gedragsregels wordt verweten.’;  

f)    Verweerder heeft niet gereageerd op de klachten van klager over de schending van gedragsregel 8. 

2.2    De voorzitter zal de stellingen van klager  en de door klager overgelegde stukken hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling bespreken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. In dat verband heeft verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter zal hierna, voor zover relevant, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat deze advocaat een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (b) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2    Klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

4.3    De voorzitter is van oordeel dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van klagers wederpartij niet heeft overschreden en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Daartoe overweegt de voorzitter dat uit het rapport blijkt dat bij klagers telefoonnummer niet is vermeld dat het om een afgeschermd telefoonnummer gaat dat niet zonder toestemming van klager aan een derde mag worden gegeven. Ook in de rest van het rapport is daarover geen opmerking gemaakt. Daar komt bij dat klager het rapport zelf naar verweerder heeft gemaild zonder daarbij een opmerking over zijn afgeschermde telefoonnummer te maken en zonder enig voorbehoud op dit punt. Dit had wel op de weg van klager gelegen als dit zo belangrijk voor hem was. Nu dit niet is gebeurd en ook in het rapport geen opmerking over klagers telefoonnummer is gemaakt, hoefde verweerder er niet op bedacht te zijn dat klager een afgeschermd telefoonnummer had. Wellicht had verweerder de verstrekking van het rapport inclusief het telefoonnummer van klager aan bedrijf W. wat bedachtzamer kunnen aanpakken, maar dat maakt het handelen van verweerder nog niet klachtwaardig. Van een onbetamelijke uitoefening van zijn beroep (gedragsregel 1) door verweerder ten opzichte van klager is dan ook niet gebleken. Het antwoord op de vraag of verweerder door de verstrekking van klagers telefoonnummer aan bedrijf W. de AVG heeft geschonden, is voorbehouden aan de Autoriteit Persoonsgegevens, waar klager ook een klacht over verweerder heeft ingediend. Het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens hoeft voor een oordeel over klachtonderdelen a) en b) niet te worden afgewacht, omdat een eventuele schending van de AVG niet zonder meer ook een tuchtrechtelijk gegronde klacht oplevert. Omdat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zijn klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen c), d) en e)

4.4    Klachtonderdelen c), d) en e) lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

4.5    De voorzitter kan op grond van het klachtdossier en de betwisting van verweerder niet vaststellen of de mededelingen van verweerder in zijn e-mails aan klager van 1 en 3 juli 2019 over zijn vakantie onjuiste informatie is. Dat verweerder pas per 1 juli 2019 werkzaam is  bij kantoor A. betekent niet dat de mededeling over zijn vakantie zonder meer onjuist is. Klager heeft dit klachtonderdeel verder ook niet met feitelijke informatie onderbouwd. Datzelfde is het geval bij de e-mail van verweerder aan klager van 3 juli 2019. In het licht van de betwisting van verweerder over de onjuiste weergave van het telefoongesprek met klager, heeft klager zijn standpunt onvoldoende feitelijk onderbouwd. Tot slot kan de voorzitter door een gebrek aan verdere feitelijke informatie ook niet vaststellen of de mededeling van verweerder in zijn verweerschrift tegen de klacht van klager onjuist is. Omdat de voorzitter niet kan vaststellen of verweerder onjuiste mededelingen heeft gedaan en dus ook niet of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, zijn klachtonderdelen c), d) en e) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f)

4.6    Klachtonderdeel f) gaat over het volgens klager niet reageren door verweerder op de klachten van klager over de schending van gedragsregel 8 (geen onjuiste informatie verstrekken). Los van de vraag of verweerder al dan niet via zijn kantoorgenoot voorafgaand aan deze klachtprocedure op de klachten van klager heeft gereageerd, heeft hij zowel bij de deken als bij de raad gereageerd op de klacht inclusief de onderdelen over gedragsregel 8. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is daarbij niet gebleken. Klachtonderdeel f) is daarom ook kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.7    Uit bovenstaande overwegingen volgt dat de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2020.

Griffier              Voorzitter

 

Verzonden d.d. 16 maart 2020