Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-05-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:124

Zaaknummer

20-269/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over belastering door de advocaat van de wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  25 mei 2020

in de zaak 20-269/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 14 april 2020 met kenmerk mb/re/19-528/1052103, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager aan de raad van 14 april 2020.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager en zijn ex-echtgenote (hierna: de vrouw) zijn al jaren verwikkeld in verschillende procedures. Verweerder heeft de vrouw in (een deel van) die procedures bijgestaan.

1.2    Bij e-mail van 13 december 2019 heeft de advocaat van klager verweerder onder meer geschreven:

“Client wordt al vijf jaar voortdurende vals en ongefundeerd beschuldigd. (…) Hierdoor is voor cliënt de maat vol en heeft hij het volgende aangegeven:

•    Client wil dat uw cliënte schriftelijk verklaard dat alle verklaringen over mijn cliënt, schriftelijk en mondeling, van de kinderen rondom de scheiding niet op feiten gebaseerd waren en met name over het vermeende alcoholisme, het vermeende seksueel grensoverschrijdend gedrag en de vermeende incest.

•    Client wil dat uw cliënte schriftelijk verklaart dat zij dergelijke beschuldigingen uit naam van de kinderen naar hem toe niet meer zal doen, zowel niet tijdens (tucht)zittingen als daarbuiten.

•    Client wil dat uw cliënte (schriftelijk) haar huidige advocaat en alle eventueel toekomstige advocaten de instructie geeft om mijn cliënt niet meer te belasteren met dat soort valse beschuldigingen, zowel tijdens als buiten (tucht)rechtszittingen. (…)

•    Client wil dat [verweerder] schriftelijk verklaart dat hij mijn cliënt niet meer zal betitelen/neerzetten als ‘verkrachter’, noch pleger van seksueel grensoverschrijdend gedrag richting zijn dochters, noch alcoholist, noch enige andere betiteling die niet op feiten berust, zowel tijdens rechtszittingen als daarbuiten. Niet uit naam van [de vrouw] noch op eigen gezag.

•    Client wil dat [verweerder] schriftelijk verklaart ook geen insinuaties en of toespelingen in die richting zal maken, zowel niet tijdens als buiten (tucht)rechtszittingen en dat hij tevens verklaart dat de eerdere beweringen en insinuaties in die richtingen niet op feiten gebaseerd waren.”

1.3    Op 16 december 2019 heeft klager bij de deken een (vijftiende) klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager voortdurend belastert door klager ten onrechte te beschuldigen van verkrachting, incest, alcoholisme en fraude.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Klager verwijt verweerder dat hij klager voortdurend belastert door klager ten onrechte te beschuldigen van verkrachting, incest, alcoholisme en fraude. Vast staat dat verweerder klager in 2017 in een verweerschrift in incidenteel appel heeft beschuldigd van verkrachting. De klacht die klager daarover in 2018 heeft ingediend heeft deze raad bij beslissing van 13 mei 2019 gegrond verklaard (zaaknummer 19-094/A/NH). Het Hof van Discipline heeft de beslissing van de raad op 10 januari 2020 bekrachtigd (zaaknummer 190148). Daarover is dus al onherroepelijk beslist. Dat verweerder klager daarna nog eens heeft beschuldigd van verkrachting heeft klager niet onderbouwd en is de voorzitter ook niet gebleken. Dat verweerder klager heeft beschuldigd van incest en/of fraude heeft klager tegenover de betwisting daarvan door verweerder niet onderbouwd. De voorzitter heeft voorts in zijn beslissing van 23 maart 2020 (zaaknummer 20-092/A/NH) al geoordeeld over de beschuldiging van grensoverschrijdend gedrag en alcoholmisbruik. De voorzitter ziet geen aanleiding daarover nu anders te oordelen.

4.2    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren voor zover deze is gericht op het blijven belasteren door verweerder nu daarover eerder is beslist en de klacht kennelijk ongegrond verklaren voor zover deze erop is gericht dat verweerder ook met het belasteren na het verweerschrift in incidenteel appel in 2017 is doorgegaan.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, voor zover deze is gericht op het blijven belasteren door verweerder, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

de klacht, voor zover deze erop is gericht dat verweerder ook met het belasteren na het verweerschrift in incidenteel appel in 2017 is doorgegaan, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 25 mei 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.