Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-05-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:122
Zaaknummer
20-265/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Dat verweerder heeft toegezegd het gehele door klager betaalde bedrag voor een oriënterend gesprek aan klager terug te betalen heeft klager tegenover de betwisting daarvan door verweerder niet onderbouwd.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 25 mei 2020
in de zaak 20-265/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 9 april 2020 met kenmerk 2019-1009972, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft zich in augustus 2019 tot verweerder gewend voor een oriënterend gesprek over een strafzaak in hoger beroep. Klager en verweerder hebben schriftelijk een honorarium afgesproken van € 250,- exclusief btw voor een gesprek van maximaal een uur inclusief het bestuderen van het vonnis in eerste aanleg voorafgaand aan het gesprek.
1.2 Het gesprek heeft plaatsgevonden op 5 september 2019. Na 30 minuten heeft verweerder het gesprek beëindigd. Verweerder heeft van het bedrag van in totaal € 300,- dat klager aan verweerder had betaald een bedrag van € 75,- aan klager terugbetaald.
1.3 Op 19 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich niet heeft gehouden aan zijn toezegging om het gehele door klager aan hem betaalde bedrag terug te betalen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft aangevoerd dat klager hem, nadat hij het gesprek op 5 september 2019 had beëindigd, heeft gevraagd om hem zijn geld terug te betalen. Verweerder heeft klager hierop meegedeeld dat hij met klager zou afrekenen. Gezien de financiële afspraak met klager was verweerder niet gehouden enig bedrag aan klager terug te betalen. Omdat verweerder klager zag als een wat verwarde man heeft hij evenwel een declaratie opgesteld waarin bepaalde werkzaamheden niet zijn opgenomen dan wel beperkt zijn opgenomen, mede omdat het voor klager weggegooid geld bleek, aldus steeds verweerder.
4 BEOORDELING
4.1 Klager heeft op 5 september 2019 een oriënterend gesprek gehad met verweerder. Klager en verweerder hebben daarvoor een honorarium afgesproken van € 250,- exclusief btw voor een gesprek van maximaal een uur en het voorafgaand aan het gesprek door verweerder bestuderen van het vonnis in eerste aanleg. Verweerder heeft het gesprek voortijdig afgebroken en klager een bedrag van € 75,- terugbetaald. Anders dan klager stelt, valt het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet het gehele door klager betaalde bedrag aan klager heeft terugbetaald. Verweerder heeft immers werkzaamheden voor klager verricht. Dat verweerder heeft toegezegd het gehele bedrag aan klager terug te betalen heeft klager tegenover de betwisting daarvan door verweerder niet onderbouwd. Klager stelt weliswaar over bewijs en een geluidsfragment te beschikken, maar de deken heeft klager geschreven dat hij het geluidsfragment niet heeft ontvangen en klager uitgenodigd een transcript in te sturen als hij zich op het geluidsfragment wil beroepen. Dit heeft klager niet gedaan.
4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 25 mei 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.