Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-04-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2020:90

Zaaknummer

19-545

Zaaknummer

19-546

Inhoudsindicatie

Klagers verwijten verweerster dat er onvoldoende communicatie was. Er was geen plan van aanpak en het werk, zoals het opstellen van een dagvaarding werd voornamelijk door een secretaresse gedaan. Ook werd een door klagers geconstateerde fout niet hersteld. De deken is van oordeel dat verweerster ernstig tekort is geschoten in de aan klagers verleende rechtsbijstand en dat zij met name niet de deskundigheid ten toon gespreid heeft die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Verweerster erkent de klachten.

Inhoudsindicatie

Hoewel de raad gezien de ernst van de klachten een (voorwaardelijke) schorsing heeft overwogen, heeft zij, omdat dat verweerster blijk heeft gegeven in te zien dat de gang van zaken in deze kwestie een behoorlijk advocaat niet betaamt en adequate maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen, volstaan met een berisping. Daarbij heeft zij ook meegewogen dat verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel heeft opgelegd gekregen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 6 april 2020

in de zaken met de nummers 19-545/AL/NN en 19-546/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

1.   klager (19-545)

2.   klaagster

klagers

 

en het dekenbezwaar van

mr. R.A.A. Geene, in zijn hoedanigheid van

deken in het arrondissement Noord-Nederland (19-546)

kantoorhoudende te Groningen

deken

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 5 februari 2019 hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 augustus 2019 met kenmerk 2019 KNN015/787320 en 2019 KNN110/990103, door de raad ontvangen op 8 augustus 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 februari 2020 in aanwezigheid van klagers, verweerster, vergezeld van mr. naam], en mr. R.A.A. Geene. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

 

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Omdat klagers slachtoffer waren geworden van ernstige geweldsmisdrijven en afpersing zijn zij in 2014 voor hun veiligheid opgenomen in het “Stelsel Bewaken en Beveiligen (B&B)”. Bij brief van 25 mei 2018 hebben klagers vernomen dat zij vanaf 1 april 2016 niet langer meer in het Stelsel waren opgenomen.

2.3    In april 2018 hebben klagers via Slachtofferhulp Nederland contact gelegd met verweerster om hen behulpzaam te zijn bij het verkrijgen van een schadevergoeding van daders van de tegen hen gerichte misdrijven en van de Staat. Op 18 april 2018 heeft een telefonisch intakegesprek plaatsgevonden tussen klagers en verweerster.

2.4    Bij beslissing van 30 april 2018 heeft het Schadefonds Geweldsmisdrijven een vergoeding van € 5000,00 per persoon aan klagers toegekend. Tegen deze beslissing is op 8 juni 2018 door verweerster een bezwaarschrift ingediend. Op grond daarvan hebben klagers ieder nog een bedrag van € 15.000,00 ontvangen.

2.5    In de periode juni 2018 heeft de secretaresse van verweerster gecorrespondeerd met het Openbaar Ministerie (OM) over het voegen door klagers in de strafzaak tegen de daders van de jegens hen gepleegde misdrijven.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster na het telefonisch intakegesprek van 18 april 2018 geen plan van aanpak heeft opgesteld;

b)    verweerster ten onrechte in juni 2018 het OM heeft voorgehouden dat het OM destijds klagers zou hebben geadviseerd zich niet te voegen in de strafzaak tegen de daders. Zij liet deze kwestie over aan haar secretaresse. Klagers hebben haar tot tweemaal toe gewezen op deze fout;

c)    klagers pas op 9 augustus 2018 een persoonlijk onderhoud hebben gehad met verweerster;

d)    verweerster haar secretaresse een concept-dagvaarding liet opstellen, die klagers (pas) op 4 januari 2019 ontvingen, twee maanden nadat klagers een schadeonderbouwing aan het kantoor van verweerster hadden gestuurd. Die dagvaarding was een sjabloon met knip-en plakwerk uit een andere zaak en met slechts een fractie van het verhaal van klagers. Op 14 januari 2019 hebben klagers een uitgebreider concept-dagvaarding ontvangen;

e)    verweerster niet reageerde op een e-mail van klagers van 23 januari 2019 waarin zij om een onderhoud met verweerster verzochten. Toen klagers op 29 januari 2019 nog geen reactie hadden ontvangen, hebben klagers een andere advocaat ingeschakeld.

 

4    DEKENBEZWAAR

4.1    De deken is van oordeel dat verweerster ernstig tekort is geschoten in de aan klagers verleende rechtsbijstand en dat zij met name niet de deskundigheid ten toon gespreid heeft die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Zij heeft de opdracht van klagers aanvaard om op basis van een onrechtmatige daad schadevergoeding van de daders en/of de Staat te vorderen. Zij heeft daartoe geen plan van aanpak opgesteld noch klagers geïnformeerd wat er aangetoond moest worden om die vordering te kunnen instellen. De opgestelde concept-dagvaardingen getuigen niet van deskundigheid. Er ontbreekt iedere feitelijke grondslag op grond waarvan de Staat schadeplichtig zou zijn jegens klagers.

4.2    Uit de correspondentie met het OM blijkt dat verweerster onvoldoende kennis had over het voegen als benadeelde partij in strafzaken. De toon in de correspondentie met de officier van justitie hierover is ongepast.

 

5    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Er kon geen plan van aanpak worden opgesteld omdat het niet duidelijk was of er voldoende informatie was voor een vordering tot schadevergoeding tegen de Staat.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    De kwestie met het OM is volgens verweerster geen “enorme misser”. Klagers hebben niet aangegeven dat zij bezwaar hadden tegen de communicatie via haar secretariaat.

Ad klachtonderdeel d)

5.3    Op basis van de van klagers ontvangen informatie is een concept-dagvaarding opgesteld, deels uitgewerkt door verweersters secretariaat. Daarbij is de exacte tekst gebruikt die klagers zelf hadden opgeschreven. Het was moeilijk om de helderheid te verkrijgen over de wettelijke vereisten waaraan een vordering op grond van een onrechtmatige daad moet voldoen.

Ad klachtonderdeel e)

5.4    Verweerster heeft klagers laten weten dat meer persoonlijke gesprekken niets extra’s zou toevoegen aan de grondslag voor de vordering tot schadevergoeding.

 

6    BEOORDELING

6.1    Ter zitting heeft verweerster verklaard dat de klachten van klagers gegrond zijn. Zij heeft haar verontschuldigingen aan klagers aangeboden. In de zaak van klagers is fout op fout gemaakt. Verweerster heeft de nodige maatregelen genomen om haar drukke toevoegingspraktijk beter te organiseren, zodat een dergelijke gang van zaken in de toekomst voorkomen wordt. Ze heeft een cliëntenstop ingevoerd en laat zich coachen. Ze heeft de ten behoeve van klagers verstrekte toevoeging teruggegeven en deze niet gedeclareerd. De deken heeft aangegeven dat hij geconstateerd heeft dat verweerster thans inzicht heeft getoond in haar falen. De raad is van oordeel dat klagers klachten gegrond zijn.

 

7    MAATREGEL

7.1    Hoewel de raad gezien de ernst van de klachten een (voorwaardelijke) schorsing heeft overwogen, zal zij, gezien het feit dat verweerster blijk heeft gegeven in te zien dat de gang van zaken in deze kwestie een behoorlijk advocaat niet betaamt en adequate maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen, volstaan met een berisping. Daarbij weegt zij ook mee dat verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel heeft opgelegd gekregen.

 

8    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

8.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden.

8.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 25,- in verband met de forfaitaire reiskosten van klagers,

b)    € 750,- in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,- in verband met de kosten van de Staat.

8.3    Verweerster dient het bedrag van € 25,- reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klagers. Klagers geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.

8.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en de zaaknummers 19-545 en 19-546.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klagers, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 8.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 8.4.

 

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen, H.J. Voors, E.H. de Vries en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2020.

 

Griffier                                                                           Voorzitter

 

Verzonden d.d. 6 april 2020