Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-05-2020

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2020:109

Zaaknummer

20-129/A/NH

Inhoudsindicatie

Gegronde klacht over de eigen advocaat. Verweerder is in grote mate tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager door (de inhoud van) het convenant niet met klager te bespreken. De raad rekent dit verweerder zwaar aan. Nu (het kantoor van) verweerder de samenwerking met Scheidingsexpert inmiddels heeft verbroken, verweerder ter zitting inzicht heeft getoond in zijn eigen handelen en hij een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft, zal de raad in dit geval volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 4 mei 2020

in de zaak 20-129/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

gemachtigde: mr. A. Lof

advocaat te Alkmaar

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 11 december 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 20 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/19-529/1049889 van de deken ontvangen.

1.3    Vanwege de Coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden via een videoconferentie op 6 april 2020. Daarbij waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager en zijn ex-echtgenote (hierna: de vrouw) hebben met behulp van een mediator verbonden aan Scheidingsexpert Nederland B.V. (hierna: Scheidingsexpert) een echtscheidingsconvenant (hierna: convenant) opgesteld. De mediator heeft (het kantoor van) verweerder gevraagd om namens klager en de vrouw een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank in te dienen.

2.3    Op 27 februari 2018 heeft verweerder een opdrachtbevestiging aan klager en de vrouw gestuurd, per adres aan Scheidingsexpert. In de opdrachtbevestiging staat onder meer:

“De opdracht houdt in dat mijn kantoor u bijstaat in verband met de door u gewenste echtscheiding op gezamenlijk verzoek. De werkzaamheden zijn beperkt tot het aanvragen van de echtscheiding op basis van het convenant dat u al heeft ondertekend en de verwerking van de uitspraak.”

2.4    Verweerder heeft vervolgens namens klager en de vrouw een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend. Voordat verweerder het verzoek heeft ingediend heeft er een videoconferentie plaatsgevonden tussen klager en een medewerkster van Scheidingsexpert.

2.5    Verweerder heeft zijn werkzaamheden gedeclareerd aan Scheidingsexpert.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager niet goed heeft begeleid, geen persoonlijk contact met klager heeft gehad en zich er dus niet van heeft vergewist of het door de mediator opgestelde echtscheidingsconvenant door klager werd begrepen en/of bij de totstandkoming daarvan de verschillende mogelijkheden waren besproken, met als gevolg dat de alimentatieduur nu op twaalf jaar is komen vast te staan.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft erkend dat hij geen overleg met klager heeft gevoerd. Volgens verweerder is dit echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, omdat de mediationprocedure die klager heeft gevoerd met allerlei waarborgen omkleed was. Scheidingsexpert werkt anders dan de meeste scheidingsbemiddelingsbureaus, doordat zij fiscalisten en juristen in dienst heeft die de mediators bijstaan en de echtscheidingsconvenanten opstellen. Omdat de convenanten worden opgesteld door juristen, terwijl ook de mediators allen RFEA en MFN gecertificeerd zijn met de aantekening familiemediation, bestond bij verweerder het vertrouwen dat de inhoud van de echtscheidingsconvenanten op een goede en zorgvuldige wijze tot stand kwam. Nadat overeenstemming over de inhoud was bereikt, werden de cliënten via een videoconferentie bevraagd of zij met de inhoud van het convenant konden instemmen en of zij alles hadden begrepen, aldus nog steeds verweerder.

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling neemt de raad als uitgangspunt dat het de verantwoordelijkheid is van de advocaat om de inhoud van een aan hem voorgelegd echtscheidingsconvenant te toetsen. Op de advocaat die optreedt als enige advocaat van twee partijen om een echtscheiding tot stand te brengen rust een zware zorgplicht. Hij dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen de regeling zoals in een convenant opgesteld begrijpen en  indien een partij met minder genoegen neemt dan waarop deze aanspraak kan maken deze partij die concessie welbewust aanvaardt. Die verplichting bestaat ook indien hij dat convenant niet heeft opgesteld en hij daartoe geen opdracht heeft gekregen. De advocaat draagt immers verantwoordelijkheid voor de inhoud van de stukken die hij bij de rechtbank indient.

5.2    Niet is in geschil dat verweerder de inhoud van het convenant niet met klager heeft besproken. Dat valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder heeft weliswaar aangevoerd dat de mediationprocedure die klager heeft gevoerd met allerlei waarborgen omkleed was waardoor bij hem het vertrouwen bestond dat de inhoud van het convenant op een goede en zorgvuldige wijze tot stand was gekomen, maar dat ontslaat verweerder niet van zijn verplichting om de inhoud van het convenant te toetsen. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder is in grote mate tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager door (de inhoud van) het convenant niet met klager te bespreken. De raad rekent dit verweerder zwaar aan. Nu (het kantoor van) verweerder de samenwerking met Scheidingsexpert inmiddels heeft verbroken, verweerder ter zitting inzicht heeft getoond in zijn eigen handelen en hij een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft, zal de raad in dit geval volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A. de Groot en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 4 mei 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Verzending

Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.