Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-05-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:108
Zaaknummer
19-823/A/NH
Inhoudsindicatie
Gegronde klacht over de eigen advocaat. Verweerster is ernstig tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klaagster door in een periode van vijf jaar niet, althans onvoldoende met klaagster te communiceren en door geen aanvang te maken met het verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht. Het klachtdossier laat het beeld zien van een advocaat die een te afwachtende houding inneemt en pas in actie komt als de cliënt daar meerdere keren om vraagt. De raad rekent verweerster dit gedrag zwaar aan en acht het passend en geboden dat verweerster daarvoor wordt berispt.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 mei 2020
in de zaak 19-823/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 21 mei 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 5 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk td/re/19-189/915785 van de deken ontvangen.
1.3 Vanwege de Coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden via een videoconferentie op 6 april 2020. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft zich medio 2014 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een aansprakelijkheidskwestie tegen het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: het ministerie) vanwege tekortkomingen in de medische behandeling ten tijde van klaagsters detentie in 2011. Klaagster werd eerder bijgestaan door een andere advocaat.
2.3 Verweerster heeft het ministerie namens klaagster aansprakelijk gesteld. Op 29 december 2014 heeft het ministerie verweerster meegedeeld geen aanknopingspunten te zien voor erkenning van de aansprakelijkheid voor de schade.
2.4 Bij e-mail van 17 mei 2016 heeft verweerster klaagster geschreven:
“De informatie van uw psycholoog (…) heb ik u reeds toegestuurd.
In deze verklaring staat dat de trauma’s zijn ontstaan door de detentie. Dit toont nog niet aan dat de trauma’s (psychische klachten) ook veroorzaakt zijn door de slechte behandelingen/tekortkomingen. Dit kan een behandelend arts ook niet verklaren (mag over eigen patienten geen verklaring afleggen).
Zoals u bekend stelt het ministerie dat zij goede zorg hebben verleend.
Dit betekent dat om het bewijs (in een procedure) te kunnen leveren dat het ministerie (personeel) toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst, een onafhankelijk medisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.
Wilt u naar aanleiding hiervan telefonisch contact met mij opnemen of desgewenst een afspraak maken?”
2.5 Klaagster heeft verweerster hierop bij e-mail van 31 mei 2016 meegedeeld dat als zij medisch gekeurd moet worden zij daar graag aan mee werkt en de kosten daarvan wenst te vernemen.
2.6 Op 28 september 2016 heeft klaagster verweerster per e-mail geschreven:
“Vindt het eigenlijk erg dat ik zoveel heb gebeld gemailed en niets meer hoor inzake mijn letselschade er gaat geen brief de deur uit er gebeurt helemaal niets terwijl mijn vertrouwen enorm is in deze zaak toezegging gedaan per mail voor keuring wat dan ook maar ik hoor niks”
2.7 Bij e-mail van 3 oktober 2016 heeft klaagster verweerster meegedeeld:
“Ik heb al eerder aangegeven dat ik daarmee akkoord ben en mijn partner die kosten betaal”
2.8 Verweerster heeft klaagster hierop bij e-mail van dezelfde dag geschreven:
“Dat is duidelijk. Ik zal het concept verzoekschrift bevel voorlopig deskundigenbericht opstellen en aan u ter beoordeling toesturen.”
2.9 Bij e-mails van 8 november 2016, 12 en 19 januari 2017 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij nog steeds niet van verweerster heeft vernomen.
2.10 Bij e-mail van 19 januari 2017 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven:
“Mijn excuses voor de vertraagde reactie mijnerzijds. Dit heeft enerzijds te maken met drukte in mijn praktijk, anderzijds met mijn laatste emailbericht aan u. In dit emailbericht stel ik voor dat ik alvorens een procedure ter vaststelling van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst (medische aansprakelijkheid) kan worden gestart, bewijs dient te komen dat er sprake is van medische fouten, dan wel tekortschieten van het ministerie. (…)
Een procedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht is daar de aangewezen procedure voor. Echter in dat geval dient u als eisende partij wel de kosten van het deskundigenbericht voor te schieten. Deze kosten zijn aanzienlijk. (…)
Graag verneem ik, gelijk ik u voorstelde in mijn emailbericht, of u akkoord kan gaan met voormelde wijze van aanpak (en het voorschieten van de kosten van het deskundigenbericht).”
2.11 Klaagster heeft verweerster hierop bij e-mail van dezelfde dag meegedeeld dat zij maanden geleden al heeft toegezegd de kosten te dragen en dat verweerster toen heeft geantwoord dat zij alles op zou starten en dat klaagster daarom niets snapt van de e-mail van verweerster.
2.12 Bij brief aan het ministerie van 28 februari 2018 heeft verweerster onder meer aan het ministerie geschreven:
“In uw laatste (email)bericht van 29 december 2014, vermeldt u/de Dienst Justitiële Inrichtingen, dat er geen aanknopingspunten worden gezien voor erkenning van de aansprakelijkheid voor de schade.
Bij deze laat ik u weten dat cliënte zich onverkort haar rechten voorbehoudt om de door cliënte geleden en nog te lijden schade, die een gevolg zijn van de naar de mening van cliënte in strijd met de zorgvuldigheid geleverde medische zorg gedurende de detentie van cliënte in PI Nieuwersluis, te vorderen.
U dient deze brief dan ook aan te merken als stuitinghandeling van een mogelijk lopende verjaringstermijn.”
Verweerster heeft de brief op diezelfde dag per e-mail aan klaagster gestuurd met het verzoek aan klaagster om na 5 maart 2018 telefonisch contact met verweerster op te nemen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
a) Verweerster heeft niet (voldoende) met klaagster gecommuniceerd over de gang van zaken.
b) Verweerster heeft niet voorspoedig genoeg gehandeld waardoor wellicht de termijn is verlopen en klaagsters kans op schadevergoeding is verdwenen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort onder meer het behartigen van de door de cliënt aan de advocaat toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid. Voorts geldt dat van de advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt.
5.2 De raad overweegt als volgt: Klaagster heeft zich medio 2014 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een geschil met het ministerie. In 2014 heeft verweerster het ministerie namens klaagster aansprakelijk gesteld. In mei 2016 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat om bewijs te kunnen leveren dat het ministerie toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst, een onafhankelijk medisch onderzoek noodzakelijk zal zijn. Klaagster heeft verweerster hierop op 31 mei 2016 meegedeeld dat als zij medisch gekeurd moet worden zij daar graag aan mee werkt en de kosten daarvan wenst te vernemen. Op 28 september 2016 heeft klaagster verweerster meegedeeld dat zij niets meer van verweerster heeft gehoord en op 3 oktober 2016 dat zij al eerder aan verweerster heeft aangegeven dat zij akkoord is met een medisch onderzoek en dat haar partner de kosten daarvan zal betalen. Verweerster heeft klaagster hierop op 3 oktober 2016 meegedeeld dat zij een concept verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht zal opstellen en aan klaagster zal sturen. Klaagster heeft verweerster vervolgens drie rappels gestuurd. Op 19 januari 2017 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat het houden van een voorlopig deskundigenbericht de aangewezen procedure is en heeft zij klaagster gevraagd of zij hiermee akkoord kan gaan (en met het voorschieten van de kosten van het deskundigenbericht). Klaagster heeft verweerster hierop meegedeeld dat zij maanden geleden al heeft toegezegd de kosten daarvan te dragen. Op 28 februari 2018 heeft verweerster een stuitingsbrief aan het ministerie gestuurd.
5.3 Het voorgaande leidt tot geen andere conclusie dan dat verweerster onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd over de gang van zaken en de belangen van klaagster niet met de nodige voortvarendheid heeft behartigd. In 2014 heeft verweerster het ministerie namens klaagster aansprakelijk gesteld en in februari 2018 heeft zij een stuitingsbrief aan het ministerie gestuurd. In de tussenliggende periode heeft verweerster slechts een enkele keer contact met klaagster gehad. Klaagster heeft in die periode meerdere keren per e-mail contact met verweerster opgenomen omdat zij niets van verweerster hoorde. Na het versturen van de stuitingsbrief heeft er helemaal geen contact meer plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster. Op de zitting van de raad is gebleken dat er tussen klaagster en verweerster ook een misverstand bestond over de vraag wie van hen medische informatie zou opvragen bij de behandelaars van klaagster. Klaagster ging er (begrijpelijkerwijs) vanuit dat verweerster dat zou doen gelet op de machtiging die klaagster had ondertekend. Hierover heeft verweerster kennelijk geen duidelijke afspraken gemaakt, zij heeft althans niet voor klaagster vastgelegd wie de informatie zou opvragen.
Verder heeft klaagster verweerster onder andere op 31 mei 2016 en op 3 oktober 2016 meegedeeld dat zij de kosten van een deskundigenbericht voor haar rekening zou nemen, maar ondanks dat verweerster klaagster op 3 oktober 2016 had toegezegd een concept verzoekschrift op te stellen heeft zij dat tot op heden niet gedaan. Verweerster heeft aangevoerd dat zij het kostenaspect van het deskundigenbericht nogmaals goed met klaagster wilde doorspreken voordat zij een verzoekschrift zou indienen, maar verweerster heeft aan de raad niet duidelijk kunnen maken waarom zij dat in de afgelopen jaren niet heeft gedaan . Verweerster was immers bekend met het e-mailadres van klaagster.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen gegrond is. Dat verweerster er wel aan gedacht heeft de als stuitingshandeling bedoelde brief van 28 februari 2018 aan het ministerie te sturen, doet hieraan niet af.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster is ernstig tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klaagster door in een periode van vijf jaar (vanaf medio 2014 tot het indienen van deze tuchtklacht in mei 2019) niet, althans onvoldoende met klaagster te communiceren en door geen aanvang te maken met het verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht. Het klachtdossier laat het beeld zien van een advocaat die een te afwachtende houding inneemt en pas in actie komt als de cliënt daar om meerdere keren om vraagt. De raad rekent verweerster dit gedrag zwaar aan en acht het passend en geboden dat verweerster daarvoor wordt berispt..
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van berisping;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A. de Groot en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 4 mei 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Verzending
Deze beslissing is in afschrift gelijktijdig verzonden.