Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-05-2020
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2020:105
Zaaknummer
20-247/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 4 mei 2020
in de zaak 20-247/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 april 2020 met kenmerk 2019-842238, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde dag, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 26 en I tot en met XIX.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager was werkzaam bij de Universiteit van Amsterdam (hierna: UvA). In 2001 is hem ontslag verleend. Het ontslagbesluit is in bezwaar, beroep en hoger beroep in stand gebleven.
1.2 In de hoger beroepsprocedure, die in maart 2005 is geëindigd, heeft verweerder klager bijgestaan. Kort na afloop van de procedure heeft verweerder zijn werkzaamheden voor klager beëindigd.
1.3 Op 4 maart 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in de hoger beroepsprocedure heeft samengespannen met mevrouw S, (destijds) werkzaam bij de UvA.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft primair aangevoerd dat de klacht niet-ontvankelijk is vanwege tijdsverloop. Subsidiair meent verweerder dat de klacht kennelijk ongegrond is.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.
4.2 De klacht heeft betrekking op de rechtsbijstand die verweerder klager heeft verleend in een hoger beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep. Die procedure is in maart 2005 geëindigd en verweerder heeft kort daarna zijn werkzaamheden voor klager beëindigd. Door pas in 2019 een klacht in te dienen, heeft klager de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet ruimschoots overschreden. Klager heeft weliswaar aangevoerd dat de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet pas is gaan lopen in december 2017 omdat hij, zo begrijpt de voorzitter, toen pas alle rechtsmiddelen had uitgeput om het ontslagbesluit van tafel te krijgen, maar de voorzitter gaat hier niet in mee. De termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet vangt immers aan vanaf het moment waarop de klager heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van de advocaat. Dat was in 2005, of in ieder geval ‘jaren geleden’. Klager heeft immers zelf in verschillende brieven aan de deken geschreven dat hij de kantoorgenoot van verweerder, mr. U, jaren geleden al heeft aangeschreven over de ‘dubbelrol’ die verweerder volgens klager zou hebben gehad. Klager was kennelijk jaren geleden dus al op de hoogte van de ‘dubbelrol’ van verweerder. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten is niet gebleken. De klacht is niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2020.
Griffier Voorzitter
Verzonden op 4 mei 2020
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.