Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-05-2020

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2020:103

Zaaknummer

200085

Inhoudsindicatie

Beroep op doorbreking op het appelverbod. Afgewezen. De gronden van beroep van klagers betreffen de motivering van de beslissing van de raad en de door de raad vastgestelde feiten. Deze vormen geen grond voor doorbreking van het appelverbod en houden een verkapt hoger beroep in. Voor zover klagers stellen dat de raad in de verzetsbeslissing klachtonderdeel d niet hebben beoordeeld, geldt dat dat pas aan de orde is nadat de raad heeft geoordeeld dat het verzet gegrond zou zijn geweest. Dat is in deze zaak niet aan de orde. Klagers zijn niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.

Uitspraak

BESLISSING

van 8 mei 2020

in de zaak 200085

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

klagers

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 4 februari 2019, gewezen onder nummer 18-1025, en naar de beslissing van de raad van 24 februari 2020, gewezen onder hetzelfde nummer. In de beslissing van de voorzitter van de raad is de klacht van klager met toepassing van artikel 46j Advocatenwet deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. De raad heeft het verzet daartegen in de beslissing van 24 februari 2020 ongegrond verklaard.

De verzetsbeslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRARL:2020:41. De voorzittersbeslissing is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRARL:2019:19.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift met bijlagen van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 17 maart 2020.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van het verweerschrift van verweerder d.d. 3 april 2020 en het e-mailbericht d.d. 16 april 2020 met bijlagen van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

 

3    DE BEOORDELING

3.1    Uit artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet volgt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad van discipline, waarin een verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Deze onmogelijkheid in hoger beroep te komen wordt het appelverbod genoemd.

3.2    Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken.

3.3    Klager sub 1 heeft namens klagers aangevoerd dat het decisie-, onpartijdigheids- en motiveringsbeginsel is geschonden bij de behandeling van klachtonderdelen a) t/m c). De raad heeft de schijn gewekt de zaak niet onpartijdig te hebben behandeld en verweerder een hand boven het hoofd te houden bij de behandeling van de klacht, omdat, kort samengevat, de motivering van de beslissing op verschillende punten onbegrijpelijk en ondeugdelijk is. Dit motiveert klager sub 1 met zijn standpunt over het handelen van verweerder in de hoofdzaak. Tevens is in dit verband aangevoerd dat de motivering van de beslissing zodanig onbegrijpelijk is dat dit een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid van de raad althans vrees daarvoor gerechtvaardigd bij klagers aanwezig is. In de voorzittersbeslissing zijn niet alle relevante feiten en omstandigheden opgenomen. Dit is in verzet impliciet aangevoerd door klagers, maar de raad heeft de door hen benoemde feiten niet betrokken in de verzetsbeslissing. Verder heeft de raad klachtonderdeel d) niet behandeld, aldus klagers.

3.4    Het hof is van oordeel dat het beroep van klager op doorbreking van het appelverbod niet slaagt. Niet is gesteld of gebleken dat de raad fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden in die zin dat klager een eerlijk en onpartijdig proces is onthouden. De door klagers aangevoerde gronden betreffen, gezien de toelichting en onderbouwing van klagers, de motivering van de verzetsbeslissing van de raad. Zo de stelling dat de beslissing ontoereikend is gemotiveerd al juist is, dan levert deze geen grond op voor doorbreking van het appelverbod. Het hof wijst er bovendien op dat het aan de raad is om de feiten vast te stellen die hij voor de beoordeling van de zaak van belang vindt en dat de raad niet gehouden is feiten vast te stellen waarvan hij van oordeel is dat deze niet relevant zijn voor de beslissing. Een andersluidende opvatting van klagers maakt dit niet anders. De aangevoerde gronden van klagers vormen immers een verkapt hoger beroep tegen de inhoud van de beslissing van de raad en kunnen pas aan de orde komen als het appelverbod  wordt doorbroken.

3.5    Voor zover klagers aanvoeren dat klachtonderdeel d) niet  is behandeld door de raad, oordeelt het hof dat de beoordeling van verzet geen beoordeling van een klachtonderdeel inhoudt/kan inhouden. Eerst dient de raad de gronden van verzet tegen de voorzittersbeslissing te beoordelen. Pas als de raad concludeert dat het verzet gegrond is, gaat de raad over tot de beoordeling van de klachtonderdelen. In deze zaak heeft de raad geoordeeld dat het verzet ongegrond is en is derhalve niet toegekomen aan een beoordeling van de klachtonderdelen, waaronder klachtonderdeel d. De raad heeft hierdoor dus geen fundamenteel rechtsbeginsel geschonden.

3.6    Nu het hof niet is gebleken van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel door de raad, wordt het appelverbod van artikel 46h lid 7 Advocatenwet niet doorbroken. Dit betekent dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2020, gewezen onder nummer 18-1025.

 

Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, en mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020.   

griffier    voorzitter

De beslissing is verzonden op 8 mei 2020.