Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-12-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2019:312
Zaaknummer
19-494
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure van klager bij een aantal procedures zijn ex-partner bijgestaan. Verweerster heeft binnen de grenzen van haar toekomende vrijheid, als advocaat van de wederpartij van klager gehandeld. Zij mocht afgaan op de informatie van haar cliënte en niet is gebleken dat haar een tuchtrechtelijk verwijt treft over de gang van zaken tijdens het viergesprek tussen partijen en hun advocaten. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2019
in de zaak 19-494
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 24 juli 2019 met kenmerk Z 840312, door de raad ontvangen op
24 juli 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Bij beschikking van de rechtbank van 21 januari 2015 is tussen klager en zijn ex echtgenote de echtscheiding uitgesproken.
1.2 Bij beschikking van 6 juli 2017 heeft de rechtbank de door klager verschuldigde partneralimentatie gewijzigd en deze vastgesteld op € 1.557,- bruto per maand.
1.3 Verweerster heeft de belangen van de ex-echtgenote van klager tijdens de echtscheidingsprocedure en opnieuw vanaf begin januari 2019 behartigd. In de procedure die in de beschikking van 6 juli 2017 heeft geresulteerd heeft verweerster de ex echtgenote niet bijgestaan.
1.4 Gedurende een aantal jaren na de echtscheiding heeft klager inzage gehad in de bankrekening van zijn ex-echtgenote, hetgeen mogelijk was omdat zij was vergeten een daartoe in het verleden aan klager verstrekte bankmachtiging in te trekken.
1.5 Op 11 februari 2019 heeft een viergesprek plaatsgevonden met als onderwerp de partneralimentatie.
1.6 Bij brief van 26 maart 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) moedwillig wettelijk verplichte informatie over het inkomen van zijn ex-echtgenote te verzwijgen en zo bij te dragen aan instandhouding van een situatie die in strijd is met de wet en het convenant.
Klager heeft dit klachtonderdeel als volgt toegelicht. Tijdens het viergesprek heeft verweerster herhaaldelijk en geagiteerd ontkend dat sprake was van inkomen aan de zijde van haar cliënte. Noch de onderneming van haar cliënte, noch haar verloofde, zouden inkomen genereren. Dit was een pijnlijke leugen gezien het bewijs waarover klager beschikte vanwege zijn inzage in de bankrekening van zijn ex-echtgenote. Verweerster heeft namens haar cliënte een voorstel tot verlaging van alimentatie gedaan waaruit kan worden afgeleid dat verweerster kennis van het inkomen van haar cliënte had, omdat zij dat anders niet had gedaan;
b) onprofessioneel gedrag (stemverheffing, intimidatie met teksten als “Live with it” aan klagers persoon) te vertonen.
Klager heeft dit klachtonderdeel als volgt toegelicht. Tijdens het viergesprek werd klaagster door verweerster met stemverheffing toegebeten dat hij moest ophouden met dat “gedoe” over de alimentatie en maar eens moest leren leven met de uitspraak van de rechter in 2017. Daaraan voegde verweerster letterlijk de woorden: “Live with it” toe;
c) het viergesprek slechts voorbereid te hebben door cruciale stukken niet gelezen te hebben.
Klager heeft dit klachtonderdeel als volgt toegelicht. Tijdens het viergesprek heeft verweerster toegegeven dat zij de beschikking van 6 juli 2017 niet kende. Dat was ernstig omdat de beschikking evident van belang was en de advocaat van klager voorafgaande aan het viergesprek daaraan uitdrukkelijk had gerefereerd;
d) de advocaat van klager te intimideren door te wijzen op vermeende klachtwaardigheid indien zij klager zal gaan verdedigen.
Klager heeft dit klachtonderdeel als volgt toegelicht. Verweerster heeft zijn advocaat geïntimideerd door te wijzen op vermeend klachtwaardig handelen indien zij gebruik zou maken van de informatie die klager door inzage in de bankrekening van haar cliënte had verkregen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Verweerster heeft tijdens het viergesprek niets onjuist gesteld waarvan zij toen anders had kunnen of moeten weten. In algemene bewoordingen heeft verweerster toen samen met haar cliënte het nodige betwist. De cliënte van verweerster had nog onverminderd behoefte aan alimentatie. Overigens ging het gesprek vooral om de veronderstelde samenwoning van haar cliënte, waarvan op dat moment geen sprake was.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Verweerster kan zich niet herinneren dat zij een opmerking heeft geplaatst als “Live with it”. Wel heeft zij namens haar cliënte aangegeven dat klager niet telkens de partneralimentatie ter discussie moest stellen, maar zich bij de huidige regelgeving moest neerleggen en aan de beschikking uit 2017 moest voldoen. Een opmerking dat klager moet ophouden met het “gedoe” kan verweerster in dit verband wel gemaakt hebben. Van stemverheffing kan verweerster zich niets herinneren.
Ad klachtonderdeel c)
3.4 Verweerster legt over de voorbereiding van het viergesprek in samenspraak met haar cliënte geen verantwoording af gelet op haar geheimhoudingsplicht jegens haar cliënte.
Ad klachtonderdeel d)
3.5 Tijdens het viergesprek suggereerden klager samen met zijn advocaat op nogal schimmige wijze dat zij over allerlei kennis met betrekking tot de veronderstelde samenwoning beschikten. En dat er ook sprake zou zijn van een hoger inkomen van haar cliënte waardoor zij geen behoefte meer aan alimentatie zou hebben. Dat laatste was een onverwachte nieuwe stellingname.
3.6 Van intimidatie van de advocaat van klager is geen sprake geweest. Voorts is klager in geen enkel belang getroffen nu de advocaat van klager nog steeds voor hem optreedt.
4 BEOORDELING
4.1 Het betreft hier een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moeten advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Voorts mag een advocaat zich niet onnodig grievend uit laten over de wederpartij van zijn cliënt.
4.2 Van dit alles is de voorzitter in de onderhavige klachten niet gebleken. De raad is van oordeel dat verweerster bij haar handelwijze binnen de vrijheid is gebleven die haar als advocaat van de wederpartij is gegeven. Meer in het bijzonder overweegt de raad naar aanleiding daarvan als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
4.3 Een advocaat mag in beginsel afgaan op de gegevens die hij van zijn cliënt ontvangt. Dat er moedwillig gegevens zijn verzwegen is niet gebleken. Het klachtonderdeel is onvoldoende concreet gemaakt en onvoldoende onderbouwd. De conclusie is dan ook dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
Ad klachtonderdeel b)
4.4 Klager werd tijdens het viergesprek door een eigen advocaat bijgestaan. Zij was medeverantwoordelijk voor een goed verloop van dit gesprek. Niet gebleken is van enige correctie van deze advocaat naar aanleiding van opmerkingen van verweerster. In de wijze van bejegening van de wederpartij is verweerster in beginsel vrij. Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt dat verweerster daarbij buiten de grenzen van haar vrijheid is getreden. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.5 Door klager is niet aangetoond dat verweerster zich slecht op het viergesprek had voorbereid. Bovendien is klager op dit punt geen belanghebbende tenzij hij aantoonbaar in zijn belang is geschaad. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Klager is kennelijk niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.
Ad klachtonderdeel d)
4.6 Klager verwijt verweerster dat zij zijn advocaat heeft geïntimideerd. Daarvan is evenmin gebleken. Overigens is klager op dit punt geen belanghebbende, hooguit zijn eigen advocaat. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond,
de klachtonderdelen c) en d), met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 23 december 2019.
griffier voorzitter