Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:225

Zaaknummer

180220

Inhoudsindicatie

Klacht tegen lid van de Raad van de Orde van Advocaten. Verweerster zou tijdens een kantoorbezoek niet hebben gehandeld zoals het een behoorlijk lid van de Raad van de Orde van Advocaten betaamt. Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. Bekrachtiging beslissing van de raad.

Uitspraak

BESLISSING                                  

van 11 januari 2019

in de zaak 180220

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager       

tegen:

verweerster

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 16 juli 2018, onder nummer 17-957, aan partijen toegezonden op 16 juli 2018, waarbij de klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

1.2    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:159.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 augustus 2018 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de stukken van de eerste aanleg;

-     antwoordmemorie zijdens verweerster van 8 oktober 2018;

-     schrijven van klager van 19 oktober 2018.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 november 2018, waar klager met zijn echtgenote en verweerster met haar gemachtigde zijn verschenen. Klager heeft zijn aantekeningen voor de zitting overgelegd; gemachtigde van verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: 

verweerster tijdens het kantoorbezoek op 7 juli 2015 niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk lid van de Raad van de Orde van Advocaten betaamt.

Toelichting

3.2    Verweerster heeft klager niet vooraf geïnformeerd over het doel van het bezoek en het verrichte onderzoek. Verweerster ging die dag behoorlijk tekeer. Zij wilde direct na aankomst en zonder het doel te vermelden alle personen- en familierechtdossiers inzien. Het was geen vraag maar een bevel op hysterische toon. Daarna heeft verweerster klager op denigrerende wijze overhoord over het personen- en familierecht. Nog voordat klager antwoord kon geven heeft verweerster zijn antwoorden fout gerekend hetgeen door de stafmedewerkster meteen genoteerd werd.

3.3    Verweerster heeft de secretaresse (tevens de echtgenote) van klager verbaal gedwongen om in te breken op de computers van de Raad voor Rechtsbijstand. Toen dit niet meteen lukte, heeft verweerster de secretaresse gedwongen om een nieuw wachtwoord aan te vragen en in te loggen. Verweerster heeft zelfs haar eigen mobiele telefoon aangeboden om tegen de regels in op het systeem van de Raad voor Rechtsbijstand in te breken.

3.4    Zonder overleg met klager heeft verweerster dossiers uit de kast gehaald en urenspecificaties bekeken en vergeleken en vervolgens zonder uitleg of toelichting van klager een rapport opgesteld over de bewuste dossiers. Het rapport is in strijd met de waarheid en zit vol met onjuistheden. Dit rapport heeft ertoe geleid dat klager langs moest komen op het bureau van de Orde op 27 oktober 2015. Daar is klager als een verdachte verhoord terwijl het doel en de strekking van het bezoek van klager ook hier niet aan klager is medegedeeld. Verweerster heeft opzettelijk een onjuist rapport opgesteld en zich autoritair, denigrerend, vernederend en beledigend opgesteld met als enige oogmerk om klager van het tableau te laten schrappen.

3.5    Het handelen van verweerster is in strijd met het tuchtrecht (Advocatenwet), het strafrecht en het Burgerlijk Wetboek. Klager verzoekt de raad verweerster te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding.

 

4    FEITEN

4.1    In de beslissing van de raad zijn onder overweging 2 de feiten vastgesteld. Het hof heeft in hoger beroep vastgesteld dat het verslag van het kantoorbezoek dat plaatsvond op 31 januari 2017, dateert van 27 februari 2017 en niet van 27 januari 2017, zoals in 2.11 van de beslissing van de raad staat vermeld. Voor het overige vormen de door de raad vastgestelde feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht. 

 

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 juli 2018, onder nummer 17-957, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting, G.C. Endedijk,

E.J. Numann en A.J. Louter, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 11 januari 2019.