Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:297

Zaaknummer

19-142

Inhoudsindicatie

Verweerder wordt verweten dat hij is opgetreden voor een cliënt die ondernemers oplicht, waaronder klaagster. Verweerder zou bekend zijn geweest met de oplichtingspraktijken. De raad is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij niet zonder meer verantwoordelijk is voor het handelen van zijn cliënt. Pas als verweerder zelf een verwijt kan worden gemaakt over zijn handelwijze is er sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, bijvoorbeeld als hij meewerkt aan malafide praktijken. Daarvan is niet gebleken. Verder is niet gebleken dat verweerder bewust onjuiste feiten heeft gesteld. Verweerder mocht afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt en heeft het standpunt van zijn cliënt verwoord. Dat i zijn taak als advocaat. Evenmin is gebleken dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 12 augustus 2019

in de zaak 19-142

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 maart 2018 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 maart 2019 met kenmerk Z 573513/AS/sd, door de raad ontvangen op 8 maart 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 juni 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief van klaagster van 27 mei 2019 met de daarin genoemde bijlagen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is telefonisch benaderd door de cliënte van verweerder P. B.V. (hierna: P). P. is een bedrijf dat op internet gebaseerde producten en diensten aanbiedt.

2.3    Klaagster exploiteert onder de naam I. een eenmanszaak waarmee zij ambachtelijk vervaardigde kaarten verkoopt.

2.4    Op 31 juli 2017 heeft P. eigener beweging telefonisch contact gezocht met klaagster en daarbij haar diensten aangeboden. Op 3 augustus 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen een medewerker van P. en klaagster. Tijdens dat gesprek heeft klaagster twee overeenkomsten gesloten met P. voor de duur van 24 maanden. Op grond van deze overeenkomsten zou P. tegen betaling werkzaamheden verrichten voor klaagster. P. houdt zich bezig met het promoten van websites. Bij tussentijdse opzegging zou een “opzeggingsvergoeding” verschuldigd zijn.

2.5    Op 30 augustus 2017 heeft klaagster aan P. bericht dat zij niet langer wilde dat P. werkzaamheden verrichtte voor I. Op 2 en 4 september 2017 heeft P. klaagster facturen gestuurd. Per e-mail van 5 september 2017 heeft klaagster P. opnieuw bericht dat deze alle werkzaamheden per direct diende te stoppen, omdat zij zeer ontevreden was over de prestaties van P.

2.6    P. heeft vervolgens aanspraak gemaakt op de opzeggingsvergoeding van € 3.385,04.

2.7    Op 21 november 2017 heeft verweerder zich namens P. tot klaagster gewend. In deze brief heeft verweerder aan klaagster in overweging gegeven met P. in overleg te treden over voortzetting van de overeenkomsten. Klaagster heeft intussen  op een website haar ervaringen met P. gepubliceerd.

2.8    Partijen hebben geen oplossing bereikt. P. heeft (bijgestaan door een deurwaarderskantoor) klaagster op 15 januari 2018 gedagvaard en -voor zover hier van belang- betaling van de opzeggingsvergoeding gevorderd. Deze vordering is door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 20 augustus 2018 afgewezen.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij werkzaamheden heeft verricht voor een cliënte die ondernemers oplicht en iedereen aanklaagt als er niet wordt betaald;

Toelichting

3.2    Verweerder handelt onrechtmatig door op te treden voor P. mede gelet op de wijze waarop de overeenkomsten met P. tot stand zijn gekomen. P. laat zijn slachtoffers, veelal startende en kleine ondernemers, eerst met list en bedrog een contract tekenen om vervolgens samen met advocaten het contract te misbruiken om gelden af te troggelen. P. benadert potentiele klanten telefonisch met de mededeling dat deze klant is uitgekozen om gratis hulp te krijgen bij het goed vindbaar maken binnen de pagina’s van de zoekmachine Google. P. is een Google Gecertificeerd bedrijf. De gang van zaken is dat de ondernemer, in casu klaagster, een afspraak maakt om de exclusiviteit te bespreken en dan volgt het verkoopgesprek. De ondernemer en P. tekenen dan een contract van twee of vier jaar waarin onder meer staat dat de ondernemer een maandbedrag moet betalen voor de werkzaamheden en dat er bij tussentijdse opzegging een “opzeggingsvergoeding” verschuldigd is.

Dat er sprake is van onrechtmatig handelen door P. blijkt ook uit het aantal rechtszaken waar P. bij betrokken is. Dat aantal is onverklaarbaar en onacceptabel hoog voor zo’n klein bedrijf en daar hebben hun advocaten aan meegeholpen. Klaagster verwijt verweerder dat hij optreedt voor een degelijke cliënt.

b)    hij in zijn brieven van 21 november 2017 en 6 december 2017 feitelijk onjuiste stellingen inneemt;

Toelichting

Voorbeelden:

-    verweerder schrijft in zijn brief van 21 november 2017 dat klaagster € 3.385,04 als opzeggingsvergoeding moet betalen, wat niet juist is;

-    klaagster zou blij moeten zijn met de mobielvriendelijke website die P. heeft gemaakt, terwijl die bewijsbaar ondeugdelijk is;

-    klaagster zou zich schuldig maken aan onrechtmatige publicatie op een website en die moet ze direct offline halen anders moet ze een hoge vergoeding betalen aan P.

-    klaagster zou moeilijk vindbaar zijn en heeft via besloten vennootschappen geopereerd, wat onjuist is en waarmee verweerder suggereert dat klaagster gelogen heeft;

-    klaagster zou hebben gelogen over de medewerker van Google die haar zou hebben gebeld.

c)    hij zich in zijn brief van 21 november 2017 respectloos en beledigend jegens klaagster heeft uitgelaten;

Toelichting

Genoemde brief bevat de volgende passage:

“Blijkens het handelsregister bent u al van enkele (inmiddels ontbonden of gefailleerde) rechtspersonen met onderneming bestuurder en/of (enig) aandeelhouder geweest. Dat u (nog) niet weet hoe u moet ondernemen, mag dan wellicht zo zijn, maar dat u onbekend bent met de  elementaire regels van (zakelijk) overeenkomstenrecht dan wel met de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst, is volstrekt ongeloofwaardig – en wordt door cliënte voor zover vereist dan ook met klem betwist.”

Tegen de achtergrond van wat klaagster in 2013 is overkomen (zij werd getroffen door een ernstige ziekte) heeft klaagster deze passage als respectloos en beledigend ervaren.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder is door P. benaderd in verband met een publicatie die volgens P. onder verantwoordelijkheid van klaagster zou zijn tot stand gekomen en op internet zou zijn gepubliceerd. Hoewel de aanleiding voor deze publicatie klaarblijkelijk een geschil tussen klaagster en P. betrof over de totstandkoming en wederzijdse nakoming van een tussen partijen gesloten overeenkomst, heeft verweerder nimmer de belangen van P. behartigd in dat geschil. De werkzaamheden van verweerder betroffen uitsluitend (het voorkomen van) de naar de mening van P. onrechtmatige publicatie.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    De bezwaren die klaagster aanvoert tegen P. kunnen - ook als ze terecht zouden zijn, waarvan klaagster echter nog geen begin van bewijs aandraagt -  op zichzelf geen tuchtrechtelijk verwijt jegens verweerder opleveren. Het feit dat de rechter bij vonnis van 20 augustus 2018 het verweer van klaagster gegrond heeft geacht, zegt niets over de verwijten die klaagster P. in het algemeen maakt, laat staan dat dit zou betekenen dat verweerder niet jegens klaagster als advocaat van P. zou mogen optreden, nog daargelaten dat verweerder bij die procedure niet was betrokken. Onderzoek dat verweerder verrichtte in de zaak waar hij wel bij betrokken was, leverde voor hem geen beletsel op om voor P. op te treden.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    De informatie die verweerder van P. ontving (zowel die over het geschil tussen P. en klaagster, als die over het bedrijf in het algemeen) gaf verweerder geen aanleiding te veronderstellen dat wat hij daaruit gebruikte in de correspondentie met klaagster, onjuist zou zijn.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerder heeft niet de bedoeling gehad klaagster te raken. Aan de door klaagster geciteerde passage kent zij ten onrechte een (onnodig) grievende betekenis toe. Verweerder heeft onderzoek moeten doen in verband met de publicatie van klaagster op een website over de cliënte van verweerder. De publicatie van klaagster vermeldde geen auteur, noch de houder van het domein. Dat onderzoek verschafte verweerder ook informatie over de betrokkenheid van klaagster bij diverse (gestaakte of gefailleerde) ondernemingen. Daaruit bleek voorts dat klaagster al veel langer ondernemer was dan zij in de publicatie voorgaf en derhalve over de voor het ondernemerschap benodigde kennis en vaardigheden beschikte en van onwetendheid geen sprake was.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Bij dit klachtonderdeel gaat het om de vraag of verweerder heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door P. als advocaat bij te staan in het geschil tussen P. en klaagster.  Klaagster heeft bezwaar tegen de rechtsbijstand van verweerder aan P. omdat P. zich schuldig maakt aan  “oplichtingspraktijken” en klaagster heeft misleid bij de totstandkoming van de overeenkomsten. Hiermee moet verweerder bekend zijn geweest. Door desalniettemin voor P. tegen klaagster op te treden, handelt verweerder klachtwaardig, aldus klaagster.

5.4    De raad stelt vast dat het in deze tuchtzaak niet gaat om het handelen van P. maar om het handelen van verweerder. Wat er zij van de bezwaren tegen de praktijken van P. en of er sprake is van “oplichting”, niet gesteld kan worden dat verweerder zonder meer verantwoordelijk is voor de handelwijze van zijn cliënte. Het enkele feit dat verweerder voor P. is opgetreden is onvoldoende om hem tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is eerst sprake als verweerder zelf een verwijt kan worden gemaakt over zijn handelwijze jegens klaagster. Dat zou het geval kunnen zijn als verweerder zelf zou meewerken aan mogelijk onoirbare/malafide praktijken. Daarvoor heeft klaagster onvoldoende gesteld en daarvan is ook anderszins niet gebleken. Het enkel juridische bijstand verlenen aan een cliënt die mogelijk niet correct handelt jegens zijn klanten, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. 

Ad klachtonderdeel b)

5.5    Ten aanzien van het verwijt dat verweerder onjuiste feiten zou hebben geponeerd, overweegt de raad als volgt. Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.6    Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.7    De raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. De door klaagster aangevoerde voorbeelden betreffen het standpunt van verweerders cliënte, dat verweerder heeft verwoord en juridisch heeft onderbouwd. Dat is de taak van een advocaat bij de behartiging van de belangen van de cliënt. Verweerder is afgegaan op de informatie van zijn cliënte en niet gebleken is dat hij dat in dit geval niet mocht doen. Dat klaagster een andere visie heeft op de gang van zaken, is begrijpelijk maar betekent niet dat verweerder bewust onjuiste stellingen heeft geponeerd.

Ad klachtonderdeel c)

5.8    De vraag is of de door klaagster geciteerde passage uit de brief van verweerder van 21 november 2017 onnodig grievend is. De raad stelt vast dat verweerder gemotiveerd heeft betoogd dat deze passage is opgenomen om het standpunt van zijn cliënte te onderbouwen, te weten dat het niet om een startende ondernemer ging, maar om iemand die al langer ondernemer was en zeker niet onervaren, zoals bovenstaand onder 4.4 is weergegeven. In die omstandigheden kan de bewuste passage niet als (onnodig) grievend worden aangemerkt. Het feit dat klaagster destijds ernstig ziek was, maakt dit oordeel niet anders, zeker niet nu niet kan worden vastgesteld dat verweerder daarvan destijds op de hoogte was.

5.9    De klacht is dan ook in alle onderdelen ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, E.A.C. van de Wiel, M.J.J.M. van Roosmalen, H.Q.N. Renon, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2019.

 

Griffier                                                                           Voorzitter