Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:191

Zaaknummer

19-573/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht  dat de advocaat van de wederpartij een onjuiste brief (zonder handgeschreven notitie)  in het geding heeft gebracht, is gebaseerd op de

Inhoudsindicatie

-door de advocaat betwiste- aanname van klager dat het dossier door de voorgaande advocaat aan verweerder zou zijn overgedragen, zonder dat hiervan enig bewijs door hem is overgelegd.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline

in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 16 december 2019

 

in de zaak 19-573/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 9 september 2019 op de klacht van:

 

 

 

klagers

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Per webformulier van 28 januari 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 15 augustus 2019 met kenmerk K19-011, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 9 september 2019, verzonden op 10 september 2019, heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4      Per email van 25 september 2019 , hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2019 in aanwezigheid van klager sub 2, mede namens klaagster sub 1, en verweerder.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 25 september 2019.

 

2          FEITEN en KLACHT

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

 

3          VERZET

3.1     Het verzet richt zicht tegen rechtsoverweging 4.2 waarin de voorzitter het volgende heeft overwogen: “Op basis van de overgelegde stukken is het de voorzitter niet duidelijk geworden wat is bedoeld met de handgeschreven notitie “per post eingenort. 6-6-2018”. Zonder een nadere toelichting, die niet is gegeven, is evenmin duidelijk geworden welk nadeel klaagster heeft geleden door het in het geding brengen van een exemplaar van de brief zonder deze handgeschreven notitie. Direct na ontvangst van de aansprakelijkstelling van klaagster heeft verweerder een exemplaar van de brief met de handgeschreven notitie toegezonden aan de rechtbank, die dit exemplaar kennelijk heeft geaccepteerd zonder daaraan enige overweging te wijden in het vonnis. Dat verweerder feiten heeft geponeerd waarvan hij de onwaarheid kende waardoor de rechter op het verkeerde been is gezet is niet gebleken. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder kan worden gemaakt van zijn handelwijze .

          Klagers hebben ter toelichting op het verzet het volgende naar voren gebracht:

3.2      De overweging van de voorzitter dat niet duidelijk is geworden wat is bedoeld met de handgeschreven notitie is niet relevant en de overweging dat klagers niet hebben aangegeven welk nadeel zij hebben geleden is onjuist (zie pagina 4 van de klacht).

3.3      Verweerder beschikte over de juiste versie van de brief van 22/5/2018 (met handgeschreven notitie), want deze brief bevond zich in het door de voorgaande advocaat aan verweerder overgedragen dossier. De stelling van verweerder dat hij heeft gehandeld op basis van de door zijn cliënt aan hem ter beschikking gestelde stukken is dan ook niet juist. Verweerder heeft dus bewust de verkeerde versie van de brief aan de rechter overgelegd. Dat verweerder later de juiste brief alsnog heeft overgelegd, doet hier niet aan af. Hierdoor heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarden voor een advocaat. Reeds dat enkele feit levert nadeel voor klagers op.

 

 

4.         BEOORDELING

 

4.1      De raad volgt klager niet in zijn stelling dat de voorzitter er in zijn beslissing ten onrechte van is uitgegaan dat verweerder heeft gehandeld op basis van de hem door zijn cliënt verstrekte informatie, aangezien de brief met opschrift zich in het dossier van de door de voorgaande advocaat aan hem overgedragen dossier bevond. Nu verweerder betwist dat de voorgaande advocaat het dossier aan hem heeft overgedragen en ook overigens niet is komen vast te staan dat de voorgaande advocaat het dossier inclusief de brief met handgeschreven notitie aan verweerder heeft overgedragen, is de stelling van klager gebaseerd op de aanname van klager dat het dossier door de voorgaande advocaat aan verweerder zou zijn overgedragen, zonder dat hiervan enig bewijs door hem is overgelegd

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

          verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en W.A.A.J. Fick-Nolet , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal , als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2019

 

 

Griffier                                                            Voorzitter