Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:257

Zaaknummer

18-697

Inhoudsindicatie

Klager stelt dat sprake is geweest van onnodig grievende uitlatingen door verweerster jegens hem, doordat zij heeft geweigerd om de bij haar verweerschrift overgelegde foto’s van zijn overleden neef in een erfrechtelijke kwestie alsnog terug te trekken. Naar het oordeel van de raad waren die foto’s nodig vanwege de substantieringsplicht van verweerster en is niet gebleken dat zij, voor zover al met een foto sprake is van uitlatingen, het oogmerk had om klager daarmee onnodig te grieven. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 juni 2019

in de zaak 18-697

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 31 maart 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 september 2018 met kenmerk Z 603704, door de raad ontvangen op 3 september 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet, van de brief van verweerster van 28 maart 2019 met bijlage alsmede van de brief van verweerster van 29 maart 2019.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is advocaat en in privé verwikkeld in een procedure tegen zijn middelste broer over de nalatenschap van zijn ouders. De belangen van de broer van klager worden al enkele jaren behartigd door verweerster.

2.3    In de (lopende) (KEI-)procedure bij de rechtbank Midden-Nederland heeft verweerster namens de broer van klager op 22 maart 2018 een verweerschrift ingediend en een tegeneis ingesteld. Als producties bij dit verweerschrift heeft verweerster twee kleurenfoto’s van de overleden jongste zoon van de broer van klager en zijn bedankkaart na het overlijden in de procedure gebracht.

2.4    Bij e-mail van 27 maart 2018 te 13.40 uur heeft klager aan verweerster verzocht om deze foto’s (van zijn overleden neef) uit de stukken te (doen) verwijderen en daarbij aangekondigd dat wanneer zij aan dit verzoek niet voor uiterlijk 18.00 uur diezelfde dag gehoor zou geven, hij een klacht tegen haar zou indienen.

2.5    Verweerster heeft niet gereageerd waarna klager heeft per e-mail van 31 maart 2018 te 21.33 uur een klacht tegen haar heeft ingediend.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klager onnodig te grieven door het zonder enig belang daarbij overleggen in de procedure van twee kleurenfoto’s en de bedankkaart van de overleden zoon van de cliënt van verweerster, tevens de neef van klager. Volgens klager kent de bedankkaart slechts één foto en had verweerster de stelling over het verlies ook kunnen onderbouwen door alleen de rouwannonce, die geen foto als afbeelding heeft maar een vogel, in het geding te brengen;

b)    te weigeren bedoelde kleurenfoto’s en bedankkaart te verwijderen uit het verweerschrift in de lopende procedure.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het  optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    Verweerster heeft aangevoerd dat het enkel inbrengen van foto’s niet kan worden gezien als een schriftelijke of mondelinge uitlating. Bovendien is er volgens haar geen sprake van een uitlating over of jegens klager. Zij betwist de bedoeling te hebben gehad klager met de foto’s te grieven, laat staan dat van onnodig grieven sprake zou zijn. De foto’s zijn door haar in het kader van de op haar rustende substantiëringsplicht en op verzoek van haar cliënt overgelegd om te onderbouwen waarom het geschil over de nalatenschap een tijd stil had gelegen, aldus verweerster.

5.3    In het licht van de hierboven geformuleerde maatstaf slaagt dit verweer. Het is juist dat verweerster de stukken waarop zij zich in haar verweerschrift beriep, diende over te leggen. Bij gebreke daarvan zou zij immers het risico lopen dat de rechtbank daarop reeds daarom geen acht zou slaan. Dat zij (tevens) het oogmerk had klager met de foto’s – voor zover dit al als uitlating jegens klager in de hiervoor bedoelde zin zou zijn aan te merken – onnodig te grieven, kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en stellingen van partijen, niet worden vastgesteld. De klacht is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, L.A.M.J. Pütz, H. Dulack en M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter