Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:268

Zaaknummer

18-1006

Zaaknummer

18-1007

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk vanwege gebrek aan zelfstandig belang. Niet gebleken dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van haar cliënt heeft overschreden. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2019

in de zaken 18-1006 en 18-1007

naar aanleiding van de klachten van:

klaagster

klager

tezamen: klagers

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURES

1.1    Bij e-mails van 15 februari 2018 en 4 mei 2018 heeft klager, mede namens klaagster, bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) klachten ingediend over verweerster.

1.2    Bij brieven aan de raad van 14 december 2018 met kenmerken Z 472133 (18-0058) HH/sd en Z 620770 (18-0134) HH/sd, diezelfde dag door de raad ontvangen, heeft de deken de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster. Klaagster is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de van de deken ontvangen dossiers. De klachten in de beide dossiers lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling in één beslissing.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is sinds 2012 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met haar ex-partner (hierna: de ex-partner). Vanaf eind mei, begin juni 2017 staat verweerster de ex-partner bij.

2.3    Klaagster wordt bijgestaan door haar advocaat, mr. B., en door klager, financieel- en juridisch adviseur.

2.4    Vanaf 2012 tot en met de indiening van de klachten hebben klaagster en haar ex-partner dertien procedures gevoerd, waarvan het merendeel betrekking heeft op de verkoop van de gemeenschappelijke woning en de verdeling van de boedel.

2.5    Bij beschikking van de rechtbank van 10 maart 2017, die bij beschikking van 6 april 2017 is hersteld, is aan de ex-partner partneralimentatie toegewezen.

2.6    De ex-partner is in de gemeenschappelijke woning blijven wonen.

2.7    In 2017 heeft een aspirant-koper van de woning een bouwkundig rapport laten opmaken. Uit dat rapport blijkt dat de woning voor ongeveer € 150.000,00 aan achterstallig onderhoud behoeft.

2.8    Bij brief van 10 augustus 2017 heeft de advocaat van klaagster onder meer het volgende aan verweerster bericht:

‘(…)

Ik heb onder voorwaarden aangegeven dat ik geen bezwaar hebt als u direct met de heer

De Bruin in deze zaak contact zou hebben en nemen. Het staat u uiteraard vrij zelf te

beslissen of u wel/niet met externen wilt communiceren. (…)’

2.9    Op het moment van indiening van de klachten loopt er een bodemprocedure tussen partijen over de verdeling van de boedel en een kortgedingprocedure in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de verkoop van de woning. In de laatstgenoemde procedure is op 7 mei 2018 in een proces-verbaal (hierna: het proces-verbaal) vermeld dat een nieuw bouwkundig rapport zal worden opgesteld.

2.10    Vervolgens hebben klagers de klachten over verweerster ingediend.

3    KLACHTEN

18-1006

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    niet of nauwelijks met klager heeft gecommuniceerd ondanks schriftelijke toestemming daarvoor van de advocaat van klaagster, waardoor zij bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad  zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend en klaagster op onnodige kosten jaagt;

b)    te ver is meegegaan in de onverzettelijke proceshouding van haar cliënt en daardoor keer op keer het voeren van procedures verkiest boven het afwikkelen in

der minne;

c)    herhaaldelijk niet of erg laat heeft gereageerd op initiatieven en voorstellen van klaagster;

d)    niet correct is omgegaan met de aankondigingen van klaagster dat zij zich tot de Orde

van Advocaten zal wenden;

18-1007

e)    te veel is meegegaan in de onverzettelijke proceshouding van haar cliënt om geen medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning;

f)    niet of onnodig traag heeft gereageerd op voorstellen over de verkoop van de woning en het aanwijzen van een taxateur en een makelaar;

g)    onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren een bouwkundig rapport uit 2017 over achterstallige onderhoudskosten aan de woning te verstrekken aan de te benoemen taxateur en makelaar en hen daarover niet heeft geïnformeerd;

h)    al dan niet namens haar cliënt in het algemeen geen gevolg wil geven aan de inhoud van het proces-verbaal;

i)    te ver meegaat in de weigerachtige houding van haar cliënt om een opdracht tot dienstverlening aan de uitgekozen makelaar te ondertekenen, terwijl dat in het proces-verbaal was afgesproken;

j)    geen gevolg geeft aan de inhoud van het proces-verbaal voor zover het betreft de afspraak dat al het e-mailverkeer dat een van de partijen wisselt met de makelaar in cc naar de advocaat van de andere partij zal worden gezonden.

3.2    Klagers hebben hun klachten met stellingen onderbouwd. De raad zal deze stellingen, waar nodig, bij de beoordeling bespreken.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klachten verweerd. De raad zal dat verweer, waar nodig, bij de beoordeling van de klacht bespreken.

5    BEOORDELING

Ontvankelijkheid

5.1    De raad stelt voorop dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan een ieder toekomt, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Naar het oordeel van de raad heeft klager alleen een zelfstandig belang bij klachtonderdeel a, omdat dit klachtonderdeel gaat over (het gebrek aan) communicatie tussen verweerster en klager. Bij klachtonderdelen b) tot en met j) heeft alleen klaagster een zelfstandig belang, omdat deze klachtonderdelen gaan over (de inhoud van) de procedures tussen klaagster en haar ex-echtgenoot. Dit betekent dat de raad klager niet-ontvankelijk zal verklaren in de klachtonderdelen b) tot en met j). Klaagster kan in die klachtonderdelen wel worden ontvangen.

Uitgangspunt

5.2    De klachten gaan over de advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt daarbij is dat deze advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van haar cliënt te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënt wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal met inachtneming van dit uitgangspunt per klachtonderdeel beoordelen of verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat heeft overschreden.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Klachtonderdeel a) gaat over de communicatie tussen verweerster en klager.

5.4    De raad stelt voorop dat verweerster, zoals ook uit de brief van de advocaat van klaagster volgt (zie 2.8), niet verplicht was om behalve met de advocaat van klaagster ook rechtstreeks met klager te communiceren. Ter zitting heeft verweerster nader toegelicht dat zij het niet prettig vond werken om twee contactpersonen van klaagster te hebben, dat klager en de advocaat van klaagster tegenstrijdige berichten stuurden en dat het op een gegeven moment zo verwarrend werd dat zij ervoor heeft gekozen alleen met de advocaat van klaagster te communiceren. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met deze keuze de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat niet overschreden, noch in relatie tot klaagster, noch in relatie tot klager. Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdelen b) en e)

5.5    Klachtonderdelen b) en e) gaan over de volgens klaagster onverzettelijke dan wel weigerachtige houding van verweerster. Naar het oordeel van de raad lenen deze klachtonderdelen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.6    De raad is van oordeel dat uit de dossierstukken niet blijkt dat het aan één partij ligt dat de zaak over onder meer de woning niet sneller tot een einde is gebracht. Uit de dossiers komt ook niet naar voren dat dit specifiek aan verweerster te wijten is. Over en weer zijn procedures gestart waarbij niet de kortste weg naar het einddoel is belopen. De raad kan uit de dossierstukken niet opmaken wie verantwoordelijk is voor de vertraging en de vele procedures. Dat geldt ook voor de procedure over de verkoop van de woning. Dat verweerster hierbij de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van haar cliënt heeft overschreden, is de raad in ieder geval niet gebleken. Klachtonderdelen b) en e) zijn dan ook ongegrond. 

Ad klachtonderdelen c) en f)

5.7    Klachtonderdelen c) en f) gaan over het volgens klaagster herhaaldelijk niet, onnodig traag of erg laat reageren door verweerster op initiatieven en voorstellen over onder meer de verkoop van de woning en het aanwijzen van een taxateur en makelaar.

5.8    Naar het oordeel van de raad blijkt uit de dossierstukken niet dat hiervan sprake is. Dat geldt ook voor de correspondentie over de woning en het aanwijzen van een taxateur en makelaar. Voor zover klaagster bedoelt dat onderhandelingen door verweerster namens haar cliënt zijn afgebroken, is de raad van oordeel dat deze handelwijze niet zonder meer klachtwaardig is. Het is verweerster in beginsel toegestaan om als belangenbehartiger van haar cliënt onderhandelingen af te breken als zij dit in het belang van haar cliënt acht. Het is de raad niet gebleken dat verweerster daarbij de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat heeft overschreden.

Klachtonderdelen c) en f) zijn daarom ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.9    Klachtonderdeel d) gaat over het volgens klaagster door verweerster niet correct omgaan met haar aankondigingen dat zij zich tot de Orde van Advocaten zal wenden.

5.10    Naar het oordeel van de raad is de reactie van verweerster op de aankondigingen van klaagster over het indienen van een klacht bij de deken tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. De kennelijke verwachting van klaagster dat verweerster haar opstelling als belangenbehartiger vanwege de aankondigingen van klaagster zou veranderen, is naar het oordeel van de raad niet heel realistisch. Het  stond verweerster bovendien vrij haar opstelling niet te wijzigen. Klachtonderdeel d) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

5.11    Klachtonderdeel g) gaat over het volgens klaagster onrechtmatig handelen van verweerster door te weigeren een bouwkundig rapport uit 2017 over achterstallige onderhoudskosten aan de woning te verstrekken aan de te benoemen taxateur en makelaar en hen daarover niet te informeren.

5.12    De raad is van oordeel dat verweerster er niet aan hoeft mee te werken dat het bouwkundig rapport uit 2017, waar haar cliënt kritiek op heeft, aan externen wordt gegeven. Dat staat los van de vraag of klaagster en haar ex-echtgenoot een mededelingsplicht over (alle) onderdelen van het in dat rapport vermelde achterstallig onderhoud ten opzichte van aspirant-kopers hebben. Om daaraan te voldoen hoeft nog niet zonder meer dat rapport te worden verstrekt. In ieder geval is het de raad niet gebleken dat verweerster op dit onderdeel de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat heeft overschreden. Klachtonderdeel g) is daarom eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdeel h), i) en j)

5.13    Klachtonderdelen h), i) en j) gaan er – kort gezegd – over dat verweerster volgens klaagster geen gevolg heeft willen geven aan de inhoud van het proces-verbaal (zie 2.9) en in dat verband te ver is meegegaan in de weigerachtige houding van haar cliënt. Deze klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de raad voor gezamenlijke behandeling.

5.14    Het is de raad uit de dossierstukken niet gebleken dat verweerster namens haar cliënt geen gevolg heeft willen geven aan de afspraken zoals die in het proces-verbaal zijn vastgelegd. Uiteindelijk is het aan de cliënt van verweerster om te beslissen of en op welke wijze hij zich aan de gemaakte afspraken houdt. De houding van haar cliënt, hoe vervelend klaagster die ook vindt, kan verweerster niet worden aangerekend. In dit verband merkt de raad op dat klager ter zitting heeft verklaard dat de cliënt van verweerster, de ex-echtgenoot van klaagster, steeds dwarsligt en dat verweerster haar cliënt daarvan had moeten weerhouden. Dat behoort echter niet tot de taak en  verantwoordelijkheid van verweerster, ook omdat haar cliënt daarin een eigen verantwoordelijkheid heeft. Tuchtrechtelijk valt verweerster ook hier geen verwijt te maken.

5.15    Uit het bovenstaande volgt dat de raad de klachten, in alle onderdelen, en met inachtneming van de overwegingen over de niet-ontvankelijkheid, ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

- klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen b) tot en met j);

- klachtonderdeel a), ingediend door klaagster en klager, ongegrond;

- klachtonderdelen b), c), d), e), f), g), h), i) en j), ingediend door klaagster, ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. L.A.M.J. Pütz en S.H.G. Swennen, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2019.

Griffier                                                                           Voorzitter