Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:262

Zaaknummer

18-721

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De voorzitter in zijn beslissing bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Verzet levert geen nieuwe gezichtspunten op. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2019

in de zaak 18-721

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 januari 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 april 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 september 2018 met kenmerk K 18/62, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 21 januari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op

21 januari 2019 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 18 februari 2019, door de raad ontvangen op 20 februari 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2019 in aanwezigheid van verweerster; klager is met bericht van verhindering niet op de zitting  verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken op grond waarvan de voorzittersbeslissing is gegeven en van het verzetschrift van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

2.2    Voor wat betreft de weergave van de feiten komt klager alleen op tegen het feit zoals daarin onder 1.3 is weergegeven.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    zich “onbeschoft” tegen klager heeft uitgelaten in haar brief van 22 februari 2018 door te refereren aan een passage uit het testament van de vader dat zijn recht op het legaat vervalt als hij zich als een onwaardig kind gedraagt;

b)    de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk belang van haar cliënte werd gediend.

3.2    Klager is het er niet mee eens dat zijn klacht door de voorzitter kennelijk ongegrond is verklaard. De gronden van het verzet richten zich, zakelijk en samengevat weergegeven, tegen het door verweerster gevoerde verweer zoals weergegeven in de voorzittersbeslissing en tegen de gronden waarop deze beslissing rust.

4    VERWEER

4.1    Ter zitting heeft verweerster zich tegen de klacht en het verzet verweerd. De raad zal hierna zo nodig op dit verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat het karakter van de procedure waarbij verzet tegen een voorzittersbeslissing is ingesteld met zich brengt dat tijdens de mondelinge behandeling van het verzet primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in die voorzittersbeslissing. De inleidende klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn.

5.2    De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad in zijn beslissing de feiten zoals die uit de dossierstukken zijn afgeleid juist weergegeven, ook het onder 1.3 genoemde feit. Anders dan klager kennelijk meent, heeft de voorzitter verweerster in zijn beslissing onder 1.3 niet aangeduid als erfrechtspecialist. Ook het door verweerster gevoerde verweer is naar het oordeel van de raad door de voorzitter op juiste wijze weergegeven. Het verzet waar het de weergave van het in de voorzittersbeslissing onder 1.3 genoemde feit en de verwoording van het verweer betreft slaagt daarom niet.

5.3    De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter in zijn beslissing bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.4    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de inhoud van de klacht. De raad verklaart het verzet dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. L.A.M.J. Pütz en S.H.G. Swennen, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2019.

griffier                                             voorzitter