Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-07-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2019:247
Zaaknummer
19-250
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Anders dan klager stelt, valt het verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de door de vrouw opgestelde tijdslijn met daarin onder meer (delen van) e-mailberichten van klager aan de rechtbank heeft overgelegd. Zij heeft de juistheid van de inhoud van de tijdslijn voldoende geverifieerd.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2019
in de zaak 19-250
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 18 april 2019 met kenmerk Z 724979/MV/sd, digitaal door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager en zijn (inmiddels) ex-partner (hierna: de vrouw) waren geregistreerd partners. Zij zijn in verschillende procedures verwikkeld (geweest), onder meer over de zorgregeling over hun twee nog minderjarige kinderen. Verweerster staat de vrouw in die procedures bij.
1.2 Op 16 augustus 2018 heeft klager bij de rechtbank Amsterdam een kort geding jegens de vrouw aanhangig gemaakt en nakoming van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling gevorderd.
1.3 Op 27 augustus 2018 heeft verweerster namens de vrouw een conclusie van antwoord bij de rechtbank ingediend. Als producties 1 en 4 bij die conclusie van antwoord heeft verweerster een door de vrouw opgestelde tijdslijn overgelegd met daarin onder andere (delen van) e-mailcorrespondentie die tussen klager en de vrouw heeft plaatsgevonden.
1.4 Na ontvangst van de conclusie van antwoord heeft de advocaat van klager verweerster bericht dat in de tijdslijn sprake zou zijn van valse e-mails. Verweerster heeft vervolgens desgevraagd de originele e-mails van klager en de vrouw aan de advocaat van klager gestuurd.
1.5 Bij e-mail van 28 augustus 2018 heeft de advocaat van klager verweerster onder meer geschreven:
“Uw cliënte heeft uit naam van cliënt e-mails samengesteld en als productie ingediend bij de rechtbank. Deze producties moeten worden ingetrokken omdat deze vals zijn. Ik heb het niet over een tikfout. Als de producties niet worden ingetrokken/hersteld, overtreedt u de gedragsregels en zal ik mij beraden over de consequenties daarvan.”1.6 Verweerster heeft de advocaat van klager hierop geschreven:
“Ik begrijp niet waar u op doelt. Ik heb toch als bijlagen de originele mails aan u toegezonden? Wat is er vals aan? Kunt u mij dat laten weten?”1.7 De advocaat van klager heeft verweerster vervolgens geschreven:
“U heeft niet de e-mails doorgestuurd die zijn overgelegd bij de CvA in productie 1 (laatste e-mail: ‘2018 08 24’) en in productie 4 (bladzijde 6: ‘2017 10 17’)”1.8 Verweerster heeft de advocaat van klager hierop geschreven:
“Dat komt omdat het mails zijn van 7/10 (per abuis 17/10 genoemd) en 23/8 (per abuis 24/8 genoemd). De inhoud is hetzelfde. Dit zijn de betreffende mails. Dat heb ik ook duidelijk benoemd. Nu is mijn vraag, wat is er vals?”1.9 Hierop heeft de advocaat van klager verweerster meegedeeld:
“Kijk dan zelf naar de stukken die zijn ingediend. Die zijn niet gelijk aan onderstaande e-mail. Ik weet voldoende”.2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij valse c.q. gemanipuleerde e-mailberichten heeft ingebracht als productie in een gerechtelijke procedure.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Klager verwijt verweerster dat zij bij de conclusie van antwoord valse c.q. gemanipuleerde e-mails heeft overgelegd. Klager doelt daarbij op de door verweerster als producties 1 en 4 overgelegde tijdslijn die door de vrouw is opgesteld en waarin delen van e mailcorrespondentie tussen klager en de vrouw zijn opgenomen. In die tijdslijn worden onder meer e-mails van klager van 11 augustus 2017, 17 oktober 2017 en 23 augustus 2018 genoemd. Volgens klager is de strekking van deze e-mails door knip- en plakwerk een volstrekt andere dan in de originele e-mails en is het merendeel van de inhoud weggelaten.
4.3 Verweerster heeft aangevoerd dat de vrouw een tijdslijn heeft gemaakt van gebeurtenissen over de afgelopen jaren. Het gaat om een samenvatting, waarbij de stellingen van de vrouw worden afgewisseld met de hierop gebaseerde (delen van) e mails, rapportages en verslagen. Indien alle e-mails, rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, school en andere instanties integraal zouden worden overgelegd, zou een onwerkbare situatie ontstaan. Verweerster is zich niet bewust van het opzettelijk inbrengen van valse/gemanipuleerde e-mails in een procedure. In de tijdslijn is alleen sprake geweest van verkeerde data (7 oktober 2017 in plaats van 17 oktober 2017 en 23 augustus 2018 in plaats van 24 augustus 2018). De e-mail van 23 augustus 2018 is overigens integraal aan de rechtbank overgelegd als productie 5 bij de conclusie van antwoord en de e-mail van 7 oktober 2017 geeft geen verkeerd beeld, aldus nog steeds verweerster.
4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Anders dan klager stelt, valt het verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de door de vrouw opgestelde tijdslijn met daarin onder meer (delen van) e-mailberichten van klager aan de rechtbank heeft overgelegd. Zoals hiervoor in 4.1 is overwogen mocht verweerster afgaan op het feitenmateriaal dat de vrouw haar verstrekte en was zij slechts in een uitzonderingsgeval gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat, op het moment van het indienen van de producties, sprake was van een dergelijk uitzonderingsgeval is gesteld noch gebleken. Verweerster heeft, nadat zij er door de advocaat van klager op was gewezen dat er door haar valse e-mails in het geding zouden zijn gebracht, de originele e-mails bij de vrouw opgevraagd. De samenvatting van de originele e-mails zag verweerster terug in de e-mails die door de vrouw waren verwerkt in de tijdslijn. Daarmee heeft verweerster de juistheid van de tijdslijn voldoende geverifieerd. Dat in de tijdslijn niet van alle e-mails de integrale tekst is opgenomen, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Indien klager het niet eens was met de tijdslijn en de daarin genoemde delen van de e-mailcorrespondentie had hij zelf de integrale tekst van de gewraakte e-mails aan de rechtbank over kunnen leggen. Dat heeft hij niet gedaan.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 juli 2019.
griffier voorzitter