Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-04-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2019:229
Zaaknummer
18-273
Inhoudsindicatie
De raad oordeelt het verzet tegen de voorzittersbeslissing van klager over het optreden van verweerder als advocaat van zijn wederpartij, ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 april 2019
in de zaak 18-273
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 juli 2018 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 5 september 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 12 april 2018 met kenmerk 51/18/002, door de raad ontvangen op 13 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 18 juli 2018 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 juli 2018 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 7 augustus 2018 door de raad ontvangen op 9 augustus 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 maart 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, die werd vergezeld van mr. J. van der Burg.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 7 augustus 2018 en zijn e-mailbericht van 26 februari 2019 met bijlagen.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3. VERZET EN VERWEER
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) klager is niet gehoord door de raad;
b) de voorzitter schrijft oude beslissingen over.
3.2 Klager verwijst naar een e-mailbericht van 8 augustus 2018 aan verweerder. Daarin verwoordt klager nogmaals zijn klachten tegen verweerder.
3.3 Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2019.
Griffier Voorzitter