Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-11-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2019:213
Zaaknummer
18-909
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Door de ex-echtgenote van klager mee te delen dat hij haar niet bij kan staan vanwege eerder contact met klager over de echtscheidingsprocedure en mediation heeft verweerder de kernwaarde van vertrouwelijkheid en zijn geheimhoudingsplicht ten opzichte van klager geschonden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van een waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 11 november 2019
in de zaak 18-909
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
gemachtigde:
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 27 maart 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over
verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 14 november 2018 met kenmerk K 18/40, door de raad
ontvangen op 14 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad
gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2019 in aanwezigheid van klager, vergezeld door zijn broer, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het van de deken ontvangen dossier en de bij brief van 30 augustus 2019 door verweerder overgelegde aanvullende stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met zijn echtgenote, mevrouw B. Verweerder heeft klager in deze procedure bijgestaan vanaf maart 2018.
2.3 In het kader van de afwikkeling van hun echtscheiding hebben klager en zijn echtgenote een mediator ingeschakeld. Daarnaast heeft klager verweerder op 20 maart 2018 gevraagd om bij wijze van second opinion zijn belangen te behartigen in de aankomende echtscheidingsprocedure.
2.4 Op 21 maart 2018 heeft verweerder een opdrachtbevestiging naar klager verstuurd waarin verweerder – kort gezegd – heeft bevestigd dat hij de zaak van klager in behandeling heeft genomen.
2.5 Op 26 maart 2018 heeft mevrouw B zich telefonisch ook tot verweerder gewend met het verzoek haar belangen te behartigen in de echtscheidingsprocedure.
2.6 Verweerder heeft na het telefoongesprek met mevrouw B telefonisch contact opgenomen met klager en hem over het gesprek met mevrouw B geïnformeerd.
2.7 In een e-mail van 28 maart 2018 heeft verweerder klager vermeld dat hij tegen mevrouw B heeft gezegd dat het hem niet vrijstaat om haar belangen te behartigen omdat hij in de week daarvoor contact heeft gehad met klager. Verder heeft verweerder in deze e-mail aan klager vermeld dat hij mevrouw B heeft laten weten dat hij wist van het mediationtraject en dat van een VFas-mediator zonder meer kan worden aangenomen dat deze onpartijdig is.
2.8 Daarna heeft klager een andere advocaat ingeschakeld om hem in de echtscheidingsprocedure bij te staan.
2.9 Verweerder heeft de door hem verrichte werkzaamheden, waaronder het telefoongesprek met klager en het telefoongesprek met mevrouw B, bij klager in rekening gebracht.
2.10 Vervolgens heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a. in strijd met zijn geheimhoudingsplicht mevrouw B heeft geïnformeerd over zijn bijstand aan klager en klager heeft geïnformeerd over (de inhoud van) zijn gesprek met mevrouw B;
b. aan klager heeft voorgesteld de factuur voor zijn werkzaamheden aan een onderneming van familie van klager te factureren om onder meer btw uit te sparen;
c. het gesprek met mevrouw B en het gesprek waarin hij klager hierover heeft geïnformeerd bij klager in rekening heeft gebracht.
3.2 Ter onderbouwing van de klacht heeft klager - zakelijk weergegeven - gesteld dat hij en zijn echtgenote er door de schending van de geheimhoudingsplicht door verweerder van op de hoogte zijn geraakt dat zij ieder separaat een advocaat hadden ingeschakeld. Volgens klager heeft dit de verhoudingen tussen hem en zijn echtgenote geen goed gedaan. Daarnaast wijst klager erop dat hij door het handelen van verweerder genoodzaakt was extra kosten te maken voor het inschakelen van een andere advocaat. Volgens klager had verweerder hier bij zijn factuur rekening mee moeten houden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer tegen de klacht gevoerd. In dat verband betwist verweerder dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verweerder meent dat hij geen andere keuze had dan om tijdens het telefoongesprek met mevrouw B in te gaan op de reden waarom hij haar niet kon bijstaan. Verweerder benadrukt dat hij geen mededelingen heeft gedaan over het persoonlijke verhaal van klager. Verweerder betreurt het als zijn handelen tot aanvullende spanningen tussen klager en mevrouw B heeft geleid. Verder voert verweerder aan dat hij over zijn factuur alleen heeft aangegeven dat de kosten van zijn werkzaamheden ook door een derde zouden kunnen worden voldaan. Tot slot voert verweerder aan dat hij met klager duidelijke afspraken heeft gemaakt over de kosten voor zijn werkzaamheden en dat het hem op grond van deze afspraken vrijstaat om zijn contacten met klager en mevrouw B bij klager in rekening te brengen. De kosten voor het inschakelen van een andere advocaat komen volgens verweerder voor rekening van klager.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de (voormalige) eigen advocaat van klager.
5.2 De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Ad klachtonderdeel a)
5.3 Klachtonderdeel a gaat over de kernwaarde van vertrouwelijkheid en de daaruit voortvloeiende geheimhoudingsplicht van verweerder.
5.4 Op grond van artikel 3 lid 1 van de Gedragsregels 2018 is de advocaat op grond van de wet verplicht tot geheimhouding; zo dient de advocaat te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen. Op grond van lid 5 zal de advocaat, indien de advocaat aan een wederpartij of een derde vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.
5.5 De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in het telefoongesprek met mevrouw B mee te delen dat hij haar niet kon bijstaan omdat hij al met klager contact had gehad over de mediation en de aankomende echtscheidingsprocedure. Aangezien klager op dat moment al de cliënt van verweerder was, had verweerder naar het oordeel van de raad moeten volstaan met de mededeling dat hij mevrouw B niet kon bijstaan. Door mevrouw B mee te delen dat hij al contact met klager had gehad, heeft verweerder een van de kernwaarden van de advocatuur – vertrouwelijkheid – en de daaruit voortvloeiende geheimhoudingsplicht ten opzichte van klager geschonden.
5.6 Van het feit dat verweerder klager vervolgens op de hoogte heeft gesteld van zijn telefoongesprek met mevrouw B kan verweerder naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt. Verweerder was immers de advocaat van klager en het is niet gebleken dat verweerder mevrouw B vertrouwelijkheid over de inhoud van hun telefoongesprek heeft toegezegd. Van schending van de geheimhoudingsplicht is op dit punt dan ook geen sprake.
5.7 Uit het voorgaande volgt dat verweerder voor wat betreft de mededeling aan mevrouw B over zijn contact met klager niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid zoals die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdeel a is daarom gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.8 Klachtonderdeel b gaat over het voorstel van verweerder om zijn werkzaamheden voor klager niet rechtstreeks aan klager te factureren, maar aan een derde.
5.9 De eerste vraag die dient te worden beantwoord, is of klachtonderdeel b ontvankelijk is en inhoudelijk door de raad kan worden besproken. In dat verband overweegt de raad dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, maar alleen voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn eigen belang is getroffen of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De raad zal de ontvankelijkheid van het klachtonderdeel aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.
5.10 De raad is van oordeel dat klager in dit geval geen eigen, rechtstreeks belang heeft bij de indiening van dit klachtonderdeel. Om die reden zal de raad klachtonderdeel b dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Klachtonderdeel b zal daarom niet inhoudelijk worden besproken.
Ad klachtonderdeel c)
5.11 Klachtonderdeel c gaat over de werkzaamheden die verweerder aan klager heeft gefactureerd.
5.12 voor zover de klacht inhoudt dat verweerder onjuist heeft gedeclareerd, overweegt de raad dat het niet aan de tuchtrechter is om declaratiegeschillen te beslechten. Alleen indien sprake is van excessief declareren is een rol voor de tuchtrechter weggelegd. Van excessief declareren is evenwel niet gebleken. Klachtonderdeel c is daarom ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Door mevrouw B mee te delen dat hij haar niet bij kan staan vanwege eerder contact met klager over de echtscheidingsprocedure en mediation heeft verweerder de kernwaarde van vertrouwelijkheid en zijn geheimhoudingsplicht ten opzichte van klager geschonden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gelet op de omstandigheden en de afwezigheid van eerdere opgelegde maatregelen in het tuchtrechtelijke verleden van verweerder acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- in verband met de forfaitaire reiskosten van klager;
b) € 750,- in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
c) € 500,- in verband met de kosten van de Staat.
7.3 Verweerder dient het bedrag van € 50,- terzake de reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.
7.4 Verweerder dient het bedrag van € 750,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-909.
7.5 Verweerder dient het bedrag van € 500,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 18-909.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b niet-ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdeel c ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500,- aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.5.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. W.H. Kesler, P.Th. Mantel, M.W. Veldhuijsen en A.M.T. Weersink, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2019.
Griffier Voorzitter