Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-11-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:175
Zaaknummer
19-114/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 18 november 2019
in de zaak 19-114/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 april 2019 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 2 oktober 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij e-mail d.d. 1 maart 2019 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 24 april 2019 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 25 april 2019 verzonden aan klager.
1.4 Bij brief d.d. 10 mei 2019, door de raad ontvangen op 10 mei 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2019. Klager is niet verschenen. Verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. C, is wel verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
heeft geschreven dat klagers broer was overleden, terwijl dat nergens uit blijkt.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Klager is het niet eens met het oordeel van de voorzitter over de aan deze voorgelegde klacht. De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld toen hij in de brief van 2 februari 2018 schreef over het overlijden van klagers broer.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2019.
Griffier Voorzitter