Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:203

Zaaknummer

190176

Inhoudsindicatie

Art. 13-beklag. Klaagster heeft ondanks herhaalde verzoeken van de deken niet duidelijk gemaakt welke schade zij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige uitlating van de gemeente. Voor zover sprake is van immateriële schade heeft klaagster voor een vordering tot 10.000 euro geen advocaat nodig. Een vordering van een hoger bedrag heeft geen redelijke kans van slagen. Beklag  ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING                                  

van 18 november 2019

in de zaak 190176

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek bij beslissing van 7 juni 2019 afgewezen. Klaagster heeft zich per brief van 23 juni 2019 beklaagd over deze afwijzende beslissing.

 

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 27 juni 2019 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief met bijlagen van 22 juli 2019 van de deken.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

 

3    FEITEN

3.1    Klaagster heeft een aantal klachten bij de gemeente [naam gemeente] (verder: de gemeente) ingediend, die inhouden dat (i) de behandeling van haar bijstandsaanvraag te lang heeft geduurd, (ii) zij onheus is bejegend door twee medewerkers van de gemeente, (iii) zij gestalkt is door het Lokaal Zorgnetwerk en (iv) foute informatie over haar gezondheid staat in een rapportage van de gemeente.

3.2    Bij de behandeling van deze klachten is klaagster bijstaan door [naam advocaat 1], advocaat te [plaatsnaam].

3.3    [Naam commissie] (verder: de commissie) heeft deze klachten behandeld, een hoorzitting gehouden en de gemeente geadviseerd het stuk over de ziektebeelden in de rapportage aan te passen, de klachten voor het overige ongegrond te verklaren en als afgerond te beschouwen.

3.4    Klaagster heeft haar klachten vervolgens voorgelegd aan de gemeentelijke Ombudsman, die deze in behandeling heeft genomen en een onderzoek heeft gestart door het vragen van een toelichting aan de gemeente bij brief d.d. 12 maart 2019.

3.5    Op 12 oktober 2019 heeft klaagster de gemeente aansprakelijk gesteld wegens smaad, leugens en onbehoorlijk gedrag en vordert zij een schadevergoeding van € 10.000,-. Deze aansprakelijkstelling is door de gemeente in behandeling genomen per brief van 22 oktober 2019, waarin klaagster is verzocht om meer informatie over haar schadeclaim.

3.6    Op enig moment is [naam advocaat 1] ziek geworden. Klaagster is op zoek gegaan naar een andere advocaat. Klaagster heeft [naam advocaat 2], advocaat te [plaatsnaam 2], bereid gevonden een huurzaak bij de kantonrechter tegen [naam woningcorporatie] voor haar te voeren. Tevens heeft [naam advocaat 2] namens klaagster bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de uitkering wegens verhuizing. Die uitkering is vervolgens hersteld.

3.7    Bij brief van 17 april 2019 heeft klaagster zich tot de deken gewend met het verzoek om aanwijzing van een advocaat die haar kan bijstaan bij haar schadeclaim. In dit verzoek beschrijft klaagster dat haar advocaat haar niet meer kon bijstaan wegens ziekte, zij sindsdien 20 advocaten heeft benaderd, maar dat niemand haar zaken over wil nemen. Voorts beschrijft zij in haar verzoek diverse persoonlijke problemen, waaronder de slechte kwaliteit van haar woning, de opvang van zieke honden en medische problemen.

3.8    Bij brief van 25 april 2019 en 17 mei 2019 heeft de deken klaagster verzocht om meer informatie over haar verzoek, omdat onvoldoende duidelijk werd waarvoor klaagster een advocaat nodig heeft. Klaagster heeft bij brieven van 12, 22 mei en 3 juni 2019 diverse documenten en een toelichting aan de deken verschaft. Voorts heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen de deken en klaagster.

3.9    De deken heeft het verzoek van klaagster afgewezen op de grond dat klaagster verzocht om een letselschadeadvocaat, terwijl uit de vordering van klaagster blijkt dat zij de gemeente aansprakelijk wil stellen. Volgens de deken heeft klaagster voor een aansprakelijkstelling geen advocaat nodig. Voorts is niet gebleken welke schade klaagster heeft geleden.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klaagster schrijft in haar beklag dat haar eerdere advocaat haar niet verder kon bijstaan in haar zaak tegen de gemeente [naam gemeente] over het te laat toekennen van de uitkering Bijstand Participatie in verband met de verhuizing naar [naam gemeente] en dat zij geen letselschadeadvocaat kon vinden. Klaagster heeft in het kader van die zaak een brief van de gemeente ontvangen, waarin klaagster als dement is aangemerkt. Klaagster heeft hiervoor excuses ontvangen van de gemeente, maar zij eist schadevergoeding. Voorts benoemt klaagster diverse problemen zoals het niet kunnen kopen van eten, de schuldsanering en een gedwongen opname in [naam zorginstantie]. Voor laatstgenoemde kwestie en de zaak tegen [naam woningcorporatie] heeft klaagster al een advocaat.

4.2    De deken heeft in zijn verweerschrift van 22 juli 2019 toegelicht dat het hem ondanks meerdere toelichtingen van klaagster niet duidelijk is geworden waarom klaagster om een letselschadeadvocaat verzocht. Klaagster volhardt in haar verzoek om een letselschadeadvocaat, terwijl de aan de deken voorgelegde kwestie een onrechtmatige overheidsdaadsactie betreft. Voorts licht de deken toe dat voor het aansprakelijk stellen van de gemeente geen advocaat nodig is. Klaagster heeft op 12 oktober 2018 de gemeente zelf reeds aansprakelijk gesteld.

4.3    Op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet kan een verzoek tot aanwijzing van een advocaat worden gedaan door de rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen.

4.4    Uit jurisprudentie van het hof volgt dat sprake is van een gegronde reden als een klager, ondanks verzoeken daartoe, onvoldoende inzicht heeft verschaft in de zaak waarvoor bijstand van een advocaat is gewenst (HvD 16 november 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:292 en HvD 25 september 2017,ECLI:NL:TAHVD:2017:181). Het ligt op de weg van een verzoeker om de deken in staat te stellen een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet ten gronde te beoordelen. Voorts is sprake van een gegronde reden indien de procedure, die een verzoeker wil beginnen, geen advocaat vereist dan wel de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.5    Het hof is van oordeel dat in dit geval gegronde redenen aanwezig zijn.

4.6    Allereerst stelt het hof vast dat klaagster in haar brief aan de deken verschillende zaken noemt die verband houden met uiteenlopende problemen van klaagster.

4.7    Het hof volgt de lezing van de deken van het verzoek van klaagster dat klaagster een advocaat wenst om tegen de gemeente een vordering in te stellen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het ten onrechte aanmerken van klaagster als dement. De andere lopende zaken van klaagster zijn inmiddels door [naam advocaat 2] in behandeling genomen.

4.8    Het hof leidt uit de stukken af dat de gemeente erkend heeft dat zij zich jegens klaagster onzorgvuldig heeft uitgelaten door klaagster in enig stuk ten onrechte als dement aan te merken. De gemeente heeft daarvoor reeds excuses aan klaagster aangeboden. Klaagster neemt hiermee geen genoegen en verlangt een schadevergoeding van € 10.000,- van de gemeente.

4.9    Ondanks herhaalde verzoeken van de deken heeft klaagster niet duidelijk gemaakt welke schade zij als gevolg van de onterechte uitlating van de gemeente heeft geleden. Voor zover enkel sprake is van immateriële schade (in de zin van een aantasting van de eer en goede naam van klaagster) heeft klaagster voor het instellen van haar vordering van € 10.000,- geen bijstand van een advocaat nodig.

4.10    Naar het oordeel van het hof mocht de deken daarom het verzoek om aanwijzing van een advocaat van klaagster afwijzen. Het beklag van klaagster dient derhalve ongegrond te worden verklaard.   

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van 23 juni 2019 van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, A.D.R.M. Boumans, I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 18 november 2019.