Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-04-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2019:166
Zaaknummer
18-579
Inhoudsindicatie
Klagers verwijten verweerder als advocaat van hun wederpartij hun privacy te hebben geschonden. Hij heeft een brief aan klagers achtergelaten achter de ruitenwisser van hun auto met alle risico’s van dien. Omdat het een brief met een aanzegging met rechtsgevolg was mocht verweerder de brief wel rechtstreeks aan klagers zenden in plaats van aan hun advocaat. Maar door deze wijze van bezorging heeft verweerder onnodig het risico gecreëerd dat de belangen van klagers (privacy) werden geschaad.
Inhoudsindicatie
De raad heeft des verzocht de proceskosten gematigd. Verweerder is geen advocaat meer en heeft onderbouwd weinig draagkracht te hebben.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 29 april 2019
in de zaak 18-579
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 maart 2018 hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 30 juli 208 met kenmerk 2018 KNN044/581567, door de raad ontvangen op 31 juli 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 maart 2019 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- de brief van verweerder van 25 februari 2019 met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klagers hebben een reeds jaren lopend conflict met hun buren over een erfdienstbaarheid. Verweerder staat die buren daarin bij. Klagers lieten zich aanvankelijk bijstaan door mr. V, later door mr. B.
2.3 In het weekend van 24/25 maart 2018 hebben klagers een schutting geplaatst. Verweerder heeft bij brief van 26 maart 2018 klagers namens zijn cliënten gesommeerd de schutting te verwijderen. Verweerder heeft deze brief persoonlijk aan het adres van klagers bezorgd. Toen klaagster weigerde de brief aan te nemen heeft verweerder de brief achter de ruitenwisser van de auto die op het erf van klagers stond achtergelaten.
2.4 Verweerder heeft de bewuste brief nog voordat hij hem persoonlijk bezorgde, aan de advocaat van klagers per e-mail verstuurd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder de privacy van klagers heeft geschonden door de brief van 26 maart 2018 onder ruitenwisser van de auto van klagers achter te laten. Daardoor kon de brief met vertrouwelijke informatie in handen van derden terecht komen;
b) verweerder in weerwil van de mededeling van klagers dat zij alle post via hun advocaat wensten te ontvangen hen toch rechtstreeks heeft aangeschreven;
c) verweerder zich intimiderend tegenover klagers en hun familie heeft gedragen.
4 VERWEER
Ad klachtonderdeel a)
4.1 Nadat verweerder de brief van 26 maart 2018 had opgesteld heeft hij telefonisch contact opgenomen met de advocaat van klagers, mr. V. Vervolgens heeft hij de brief per e-mail aan die advocaat verzonden. Tijdens een telefoongesprek was gebleken dat mr. V. niet op kantoor was en de brief niet zou kunnen doorzenden. Mr. V. weigerde het e-mailadres van klagers aan verweerder te verstrekken. Omdat het gewenst was dat klagers diezelfde dag de brief zouden ontvangen, heeft verweerder de brief persoonlijk afgegeven bij klagers. Omdat klaagster de brief direct terug gaf heeft verweerder de brief onder de ruitenwisser van de op het erf van klagers geparkeerde auto van klagers gestopt. Zowel verweerder als zijn cliënten hebben waargenomen dat klagers zagen dat de brief onder de ruitenwisser zat. Het is hun eigen verantwoordelijkheid wanneer zij de brief laten zitten. Niet is gebleken dat de privacy van klagers is geschonden. Het is niet de bedoeling van verweerder geweest om de privacy van klagers te schenden. Verweerder betuigt zijn spijt voor het geval klagers dat gevoel hebben.
Ad klachtonderdeel b)
4.2 De brief van 26 maart 2018 is een aanzegging met rechtsgevolg.
Ad klachtonderdeel c)
4.3 Verweerder betwist dat hij zich intimiderend heeft gedragen jegens klagers.
4.4 Ter zitting heeft verweerder verzocht bij een gegrondverklaring van de klacht geen maatregel op te leggen gezien het feit dat hij geen advocaat meer is, dat hij spijt heeft betuigd, de ernst van het feit en het ontbreken van eerdere disciplinaire maatregelen. Ook heeft verweerder verzocht om geen kostenveroordeling uit te spreken, althans die te matigen, mede vanwege het ontbreken van voldoende draagkracht hetgeen blijkt uit het feit dat verweerder voor de financiële bijdrage aan de NOVA in 2016 tot en met 2018 in ingedeeld in categorie II.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Klagers verwijten verweerder als advocaat van hun tegenpartij hun privacy geschonden te hebben alsmede dat hij de vertrouwelijkheid heeft geschonden die hij behoort te betrachten in het kader van het geschil tussen klagers en hun buren. Dit gebeurde door een brief met een aanzegging te bezorgen bij klagers door deze brief onder de ruitenwisser van hun auto te plaatsen. Ook heeft hij hen ten onrechte rechtstreeks benaderd.
5.2 Uitgangspunt bij de beoordeling door de raad van de verwijten van klagers is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
5.3 De raad is van oordeel dat, daargelaten of klagers de brief wel of niet hebben zien zitten, verweerder door het achterlaten van de brief van 26 maart 2018 achter de ruitenwisser van de auto van klagers onnodig het risico heeft gelopen dat de privacy van klagers zou worden geschaad en dat vertrouwelijke gegevens in handen van derden terecht zouden kunnen komen. Verweerder heeft niet kunnen onderbouwen dat er zo veel haast bij de bezorging was geboden dat genoemde brief niet via de post –al dan niet gewoon en/of aangetekend- bij klagers had kunnen worden bezorgd. Dit geldt temeer nu de advocaat van klagers al in het bezit was van de brief. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.4 Het is advocaten in het algemeen niet toegestaan rechtstreeks contact op te nemen met hun wederpartij tenzij diens advocaat daarvoor toestemming heeft gegeven. Een uitzondering daarop is een bericht met een aanzegging waaraan een rechtsgevolg is verbonden. De brief van 26 maart 2017 is zo’n brief. Daarom was het verweerder toegestaan, ondanks de wensen van klagers op dit punt, om de brief rechtstreeks aan hen te (laten) bezorgen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.5 Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerder zich intimiderend jegens klagers heeft gedragen. Het enkele feit dat verweerder klagers (in het verleden) diverse malen gesommeerd heeft kan niet als intimiderend worden aangemerkt. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Naar het oordeel van de raad volstaat in dit geval de maatregel van een waarschuwing. Verweerder heeft in zijn lange loopbaan nog niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd gekregen. Bovendien zijn klagers niet daadwerkelijk door het optreden van verweerder geschaad.
7 PROCESKOSTENVEROORDELING
7.1 Ten aanzien van de hoogte van de proceskostenveroordelingen overweegt de raad als volgt. De proceskostenveroordelingen zijn gegrond op de omstandigheid dat de kosten van een tuchtprocedure moeten worden gedragen door de beroepsgroep en dat – bij gegrondverklaring van een klacht - het redelijk is van de verweerder een bijdrage te verlangen en niet de beroepsgroep voor de kosten te laten opdraaien. In dit verband wordt opgemerkt dat het bedrag van € 1.250, - wel een deel, maar (bij lange na) niet de volledige kosten (van de orde en de overheid) dekt. Dit bedrag wordt gehanteerd als forfaitair bedrag, te vergelijken met het (civiele) liquidatietarief rechtbanken en hoven. Afwijking van dit tarief is in beginsel mogelijk, in het bijzonder op grond van de eisen van proportionaliteit, de ernst van de gedraging, eventuele recidive en de draagkracht van verweerder. Het is daarbij aan de verweerder om de gronden voor de matiging op te geven, hetgeen verweerder in dit geval ook heeft gedaan.
7.2 In de onderhavige zaak ziet de raad aanleiding voor matiging. Verweerder heeft met zijn handelen een risico genomen maar uiteindelijk is er niets gebeurd. Verweerder is voorts geen advocaat meer, zodat voor recidive niet gevreesd behoeft te worden en zijn praktijk was blijkbaar niet florerend, zodat zijn draagkracht ook nog eens gering is. Derhalve komt de raad tot een kostenveroordeling van in totaal € 250, -, verdeeld op de wijze als in het dictum bepaald.
8 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
8.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.
8.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
- € 50,00 in verband met de forfaitaire reiskosten van klagers,
- € 150,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
- € 100,00 in verband met de kosten van de Staat.
8.3 Verweerder dient het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klagers. Klagers geven tijdig hun rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.
8.4 Verweerder dient het bedrag van € 150,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-579.
8.5 Verweerder dient het bedrag van € 100,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 18-579.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 8.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 150,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 8.4;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 100,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 8.5;
Aldus gewezen door: mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2019.
Griffier Voorzitter