Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-10-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2019:224
Zaaknummer
18-936/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. De voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en het verzet heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Geen ruimte voor verder onderzoek naar de klacht.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 oktober 2019 in de zaak 18-936/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 mei 2019 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 8 juni 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 14 november 2018 met kenmerk R 2018/89 edl/mb, door de raad ontvangen op 15 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 29 mei 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht voor een deel niet-ontvankelijk verklaard en voor een deel kennelijk ongegrond.
1.4 Bij brief van 3 juni 2019, door de raad ontvangen op 6 juni 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 augustus 2019. Klager en verweerder zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt en van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gegrond, alsmede van het verzetschrift van klager.
1.7 De raad heeft de uitspraak van de beslissing bepaald op heden.
2 FEITEN
Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen deze weergave komt klager in verzet niet op.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij niet heeft gereageerd op het verzoek van klager om verstrekking van de gegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Klager stelt dit verzoek bij brief van 4 februari 2014 te hebben gedaan;
b) hij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet op orde heeft.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat het karakter van de procedure waarbij verzet tegen een voorzittersbeslissing is ingesteld met zich brengt dat tijdens de mondelinge behandeling van het verzet primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in die voorzittersbeslissing. De inleidende klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn.
5.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bevonden.
5.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de inhoud van de klacht. De raad verklaart het verzet dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2019.