Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:209

Zaaknummer

19-663/A/NH

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster haar cliënte heeft aangezet tot het plegen van valsheid in geschrifte. Evenmin is gebleken dat sprake is van nadeel aan de kant van klager; klager heeft dit nadeel op geen enkele manier onderbouwd. Verweerster mocht uitgaan van de juistheid van het door haar cliënte aan haar verschafte feitenmateriaal. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een uitzonderingsgeval waarbij verweerster de juistheid daarvan had dienen te verifiëren.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 4 november 2019

in de zaak 19-663/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 25 september 2019 met kenmerk td/re/19-103/813435, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is de ex-(zaken)partner van mevrouw K (hierna: K). Klager en K hebben samen twee minderjarige kinderen en dreven samen een dansschool in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof). Verweerster is de inmiddels oud-advocaat van K.

1.2    K heeft zich met ingang van 27 november 2018 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel als vennoot van de vof.

1.3    Bij formulier van 11 maart 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij K ertoe heeft aangezet valsheid in geschrifte te plegen, wat in het nadeel van klager is geweest. Klager verwijst ter onderbouwing van zijn klacht naar een namens hem ingediend verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Uit het verzoekschrift blijkt dat de opzeggingsbrief van de vof van 21 november 2018 geantedateerd is. In de tweede helft van november 2018 heeft verweerster aan de advocaat van klager medegedeeld dat de vof door mededeling van K zou zijn ontbonden op 30 september 2018. Vervolgens is op 21 november 2018 door K aan verweerster bericht over de concept opzeggingsbrief die zij op 31 oktober 2018 wilde dateren. De ontbindingsbrief is op 21 november 2018 aangemaakt, waardoor vast staat dat de in de brief genoemde datum van 31 oktober 2018 niet juist is en de brief geantedateerd moet zijn. De brief is ook niet aangetroffen in de kliniek waar klager in die periode verbleef en K heeft nooit aangegeven dat de brief aan haar geretourneerd was. Het gevolg is dat de jaarcijfers zijn opgemaakt tot en met 31 oktober 2018 en dat is in het nadeel van klager.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    Verweerster betwist dat zij K heeft aangezet tot het plegen van valsheid in geschrifte. Zij voert daartoe aan dat K zich op 20 november 2018 tot haar heeft gewend. K heeft aangegeven dat zij op 30 september 2018 mondeling aan klager heeft medegedeeld dat de vof per die datum werd ontbonden, dit heeft verweerster ook zo aan klager bericht. K heeft haar besluit om de vof te ontbinden op schrift gesteld in de vorm van een brief, die brief heeft zij verzonden naar de kliniek waar klager toen verbleef. De kennisgeving van de ontbinding van de vof heeft aldus vorm gekregen van hetzij de mondelinge mededeling van K aan klager dan wel als mededeling opgenomen in de brief en zou in dat laatste geval effect sorteren op het moment waarop klager kennis zou nemen van die brief. Op 21 november 2018 heeft verweerster de door K opgestelde brief gecontroleerd en bericht dat het een “Prima brief” was. Daarop heeft K de brief verzonden en heeft zich met ingang van          27 november 2018 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Verweerster mocht afgaan op de juistheid van de door K verstrekte gegevens, in het bijzonder dat K op 30 september 2018 reeds mondeling (rechtmatig) de vof had ontbonden. Klager heeft niet onderbouwd waar zijn nadeel uit bestaat. Klager heeft geciteerd uit correspondentie tussen verweerster en K, welke correspondentie hij zelf dus niet heeft ontvangen. Klager heeft gebruikgemaakt van vertrouwelijke correspondentie tussen verweerster en K. Het kan niet anders dan dat klager (of zijn advocaat) het e-mailadres van K heeft gehackt en zich wederrechtelijk toegang heeft verschaft tot de mailbox van verweerster. K heeft daarom aangifte gedaan tegen klager vanwege cybercrime, aldus steeds verweerster.

4.3    De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten dat niet, althans niet voldoende, is weersproken dat klager op onrechtmatige wijze toegang heeft gekregen tot de mailbox van K, kan niet worden vastgesteld dat verweerster K heeft aangezet tot het plegen van valsheid in geschrifte. Klager heeft onvoldoende aangetoond dat sprake is geweest van valsheid in geschrifte en heeft daarbij niet concreet onderbouwd wat het aandeel van verweerster zou zijn geweest in het geheel. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor de door klager gestelde verwijten. Evenmin is gebleken dat sprake is van nadeel aan de kant van klager; klager heeft dit nadeel op geen enkele manier onderbouwd. Tot slot geldt dat verweerster uit mocht gaan van de juistheid van het door K aan haar verschafte feitenmateriaal. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een uitzonderingsgeval waarbij verweerster de juistheid daarvan had dienen te verifiëren. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.C. de Ruijter als griffier op 4 november 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2019 verzonden.