Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-07-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:209

Zaaknummer

19-294

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij om de ernst van een verzoek van zijn cliënt kracht bij te zetten door rechtsmaatregelen in het vooruitzicht te stellen. Een advocaat is niet verplicht om de NAW gegevens van zijn cliënt aan de wederpartij te verstrekken, noch om correspondentie aangetekend aan de wederpartij te verzenden.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 juli 2019

in de zaak 19-294

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 8 mei 2019 met kenmerk 2019 KNN033/836414, door de raad (digitaal) ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft in opdracht en voor rekening van de cliënte van verweerder een persoonlijkheidstest bij haar dochter afgenomen.

1.2    Verweerder heeft zich bij brief van 11 maart 2019 namens zijn cliënte tot klager gewend. Verweerder schreef in voormelde brief onder meer het volgende:

“(…..) Namens cliënte verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om het volledige verslag en de volledige resultaten van de genoemde test binnen één week na heden aan mij af te geven.  Indien u aan dit verzoek niet voldoet, acht ik mij vrij om zonder nadere aankondiging rentemaatregelen te treffen. U dient er dan rekening mee te houden dat ik u betrek in een kort geding procedure bij de Voorzieningenrechter. Uiteraard zullen de kosten van die procedure zoveel mogelijk te uwen laste worden gebracht.”

1.3    Klager heeft op 12 maart 2019 telefonisch contact met verweerder opgenomen. Klager heeft na het telefoongesprek de Diagnostische Test Resultaten (DTR) per aangetekende brief aan de cliënte van verweerder verzonden.

1.4    Verweerder heeft bij brief van 20 maart 2019 het volgende aan klager geschreven:

“Anders dan u stelt hebben u en ik geen overeenkomst gesloten. Overigens zie ik geen aanleiding om nader in te gaan op uw brief. Ik beschouw de correspondentie als beëindigd.”

1.5    Klager heeft bij brief van 20 maart 2019 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    in zijn brief van 11 maart 2019 zonder vooroverleg met klager heeft gedreigd met het treffen van rechtsmaatregelen zonder nadere aankondiging en tijdens het telefoongesprek op 12 maart 2019 tegen klager heeft geschreeuwd;

b)    zonder vermelding van de NAW gegevens van zijn cliënte in naam van en zonder ruggespraak met die cliënte het verslag en de resultaten van een test heeft opgevraagd zonder dit nader te specificeren, terwijl dit geheime informatie en gegevens betrof die vallen onder de beroepscode van klager en niet voor de ogen van een advocaat zijn bedoeld;

c)    vertrouwelijke gegevens per gewone post heeft verzonden, met het risico dat iedere persoon deze gegevens kan zien;

d)    verweerder in zijn brief van 20 maart 2019 te kennen heeft gegeven de op 12 maart 2019 telefonisch overeengekomen afspraak  dat verweerder een bevestiging aan klager  zou toezenden van de afspraak dat de cliënte van verweerder en/of haar familie en vrienden zouden afzien van claims en vorderingen jegens klager en dat zij geen contact meer zouden leggen met klager niet te zullen nakomen.

3    VERWEER

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerder heeft de belangen van zijn cliënte behartigd. Verweerder  was niet verplicht navraag te doen bij klager. Verweerder betwist klager onheus te hebben bejegend of bedreigd. De inhoud van de brief van 11 maart 2019 is niet onrechtmatig noch klachtwaardig. Verweerder heeft tijdens het telefoongesprek op 12 maart 2019 niet geschreeuwd of gedreigd. Tijdens het gesprek is gesproken over de informatie die de cliënte van verweerder miste. Er is geen sprake van een gefingeerde casus middels het gebruik van titulatuur, noch van misbruik van recht in verband met financiële motieven.

Ad klachtonderdeel b)

3.2    Verweerder betwist dat hij buiten zijn cliënte om informatie bij klager heeft opgevraagd. Verweerder is niet verplicht om NAW gegevens van zijn cliënte te vermelden.

Ad klachtonderdeel c)

3.3    Verweerder is niet verplicht om correspondentie per aangetekende post te verzenden.

Ad klachtonderdeel d)

   3.4    Verweerder heeft geen overeenkomst met klager gesloten, noch heeft hij een overeenkomst tot stand gebracht tussen zijn cliënte, haar familie en/of vrienden en klager. De enkele betwisting van de vermeende overeenkomst kan niet worden gezien als het aantasten van  de goede naam en eer van klager.

4    BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgagspunt beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Klager verwijt verweerder dat hij hem in zijn brief van 11 maart 2019 en tijdens het telefoongesprek onheus en dreigend heeft bejegend. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder in zijn brief van 11 maart 2019 het standpunt van zijn cliënte in zakelijke bewoordingen geformuleerd. Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënte gehandeld en de ernst van haar verzoek kracht bijgezet door rechtsmaatregelen in het vooruitzicht te stellen. Het kan zo zijn dat klager deze aankondiging als bedreigend heeft ervaren, maar dat betekent niet dat verweerder zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten noch de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Verweerder heeft gehandeld binnen de grens die hem als advocaat van de wederpartij vrijstond. Het verwijt dat verweerder klager tijdens het telefoongesprek onheus heeft bejegend wordt door verweerder betwist en kan door de voorzitter bij gebrek aan bewijs niet worden vastgesteld.

Ad klachtonderdelen b) en c)

4.3    Het staat verweerder vrij om namens zijn cliënte informatie op te vragen. Op verweerder rust geen verplichting de NAW gegevens van zijn cliënte te vermelden, noch om zijn correspondentie per aangetekende post te verzenden. Dat verweerder buiten zijn cliënte om heeft gehandeld is niet gebleken

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Klager en verweerder verschillen van mening over de inhoud van het telefoongesprek d.d. 12 maart 2019. Nu verweerder betwist tijdens voormeld telefoongesprek de vermeende afspraak te hebben gemaakt  en deze ook overigens niet is komen vast te staan, kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerder ter zake een verwijt te maken valt.

4.5    De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat verweerder door voormelde betwisting de goede naam en eer van klager heeft aangetast. Het staat een advocaat vrij om in het kader van zijn verweer tegen een klacht zijn standpunt over de feiten naar voren te brengen.

Conclusie

4.6    Naar het oordeel van de voorzitter valt verweerder op grond van het bovenstaande tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel  46 j Advocatenwet, dan ook in alle onderdelen  kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 22 juli 2019.

griffier    voorzitter