Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:199

Zaaknummer

19-619

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek voorafgaand aan de zitting tegen de voorzitter van de raad. Processuele beslissingen bieden geen gerechtvaardigde grond voor een wraking. Met verweerder is de wrakingskamer voorts van oordeel dat geen verplichting voor een partij bestaat om ter zitting van de raad te verschijnen en de beslissing op een eventueel verzoek om de andere partij - voor zover dat wettelijk al mogelijk zou zijn - te verplichten alsnog te verschijnen, een procedurele beslissing is waarover niet geklaagd kan worden. Afwijzing verzoek tot wraking.

Uitspraak

Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 september 2019

in de zaak 19-619

naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechter van de raad, ingediend door

verzoeker

tegen

de voorzitter in de samenstelling van de raad van 2 september 2019,

mr. J.R. Veerman

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de raad is een klacht van verzoeker aanhangig, bekend onder zaaknummer 18-854. 

1.2    Bij voorzittersbeslissing van 11 februari 2019 is de klacht van verzoeker wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

1.3    Verzoeker heeft bij e-mailberichten met bijlagen van 11 februari 2019 te 15:24 uur, 17:17 uur, 19:21 uur, 20:32 uur, 20:44 uur en 22:48 uur en van 18 februari 2019 van 13:23 uur verzet tegen deze voorzittersbeslissing ingesteld.

1.4    Per e-mail van 29 augustus 2019 met bijlagen heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen verweerder.

1.5    Als gevolg van dit wrakingsverzoek heeft de raad de op 2 september 2019 om 11:30 uur geplande zitting van verzetzaak 18-854, aangehouden in afwachting van de beslissing op het onderhavige wrakingsverzoek.

1.6    Bij verweerschrift, ontvangen ter griffie van de raad per e-mail op 9 september 2019, heeft verweerder laten weten niet in de wraking te berusten en gemotiveerd verweer gevoerd tegen de wrakingsgronden.

 

2    BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK

2.1    Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad.

2.2    Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift zijn gronden voor wraking van genoemde tuchtrechter weergegeven. Deze gronden komen in de kern op het volgende neer. Hij wraakt verweerder omdat:

a)    verweerder ten onrechte heeft geweigerd om zijn verzetzaak op een later tijdstip dan op de op 2 september 2019 geplande 11.30 uur te behandelen;

b)    verweerder ten onrechte het verzoek van verzoeker om verweerder in de verzetzaak op te dragen om tijdens de op 2 september 2019 geplande zitting te verschijnen, niet heeft gehonoreerd. 

2.3    Volgens vaste rechtspraak staat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (vgl. Hof van Discipline 18-05-2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:146).

Ad wrakingsgrond a)

2.4    Verweerder heeft hiertegen als verweer aangevoerd dat een ander tijdstip op die reeds geplande zittingsdag feitelijk niet meer beschikbaar was, terwijl verzoeker niet voorafgaand aan het opstellen van de agenda door de griffie van de raad kenbaar had gemaakt dat hij niet in staat zou zijn om 11.30 uur bij de zitting van de raad in Arnhem aanwezig te zijn. Dat voorts vanwege specifieke medische klachten dat tijdstip van de zitting voor verzoeker onmogelijk was, had verzoeker ook niet inzichtelijk gemaakt, zodat geen aanleiding bestond om de geplande behandeling van de verzetzaak op 2 september 2019 te verzetten naar een andere dag.

2.5    Met verweerder is de wrakingskamer van oordeel dat deze processuele beslissingen van verweerder om aan verzoeker geen ander tijdstip voor de zitting op 2 september 2019 te verlenen dan het om 11.30 geplande tijdstip, geen gerechtvaardigde grond biedt voor een wraking. Daaraan valt immers niet de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van verweerder schade zou kunnen lijden. Zwaarwegende omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn niet gesteld of gebleken. Daarmee oordeelt de wrakingskamer wrakingsgrond a) kennelijk ongegrond.

Ad wrakingsgrond b)

2.6    Verweerder heeft als verweer tegen deze wrakingsgrond aangevoerd dat verweerder in de betreffende verzetzaak van verzoeker is opgeroepen om ter zitting te verschijnen, maar dat hij niet verplicht is om te verschijnen. Daarnaast ontbreekt in het tuchtrecht een wettelijke grondslag voor een bevel tot verschijning, als bedoeld door verzoeker.

2.7    Met verweerder is de wrakingskamer van oordeel dat geen verplichting voor een partij bestaat om ter zitting van de raad te verschijnen en de beslissing op een eventueel verzoek om de andere partij - voor zover dat wettelijk al mogelijk zou zijn - te verplichten alsnog te verschijnen, een procedurele beslissing is waarover niet geklaagd kan worden. Evenmin kan daaraan de gevolgtrekking worden verbonden dat de rechterlijke onpartijdigheid van verweerder schade zou kunnen leiden. Op grond hiervan oordeelt de wrakingskamer ook wrakingsgrond b) kennelijk ongegrond. 

2.8    Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van verweerder schade zou kunnen lijden.

2.9    Gelet op het hiervoor overwogene moet het wrakingsverzoek worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-     wijst het verzoek tot wraking af.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzitter en mrs. M.L.C.M. van Kalmthout en H.H. Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Goldhoorn als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019.

griffier    voorzitter