Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:177
Zaaknummer
190094
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft besloten de aan klager uitgebrachte dagvaarding niet aan te brengen. Daarmee heeft verweerder de fout die klager hem verwijt, hersteld en daarvan ook terstond mededeling gedaan aan klaagster. Niet gebleken dat klaagster schade heeft geleden. Ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.
Uitspraak
BESLISSING
van 4 november 2019
in de zaak 190094
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 8 april 2019, gewezen onder nummer 18-823/DB/OB. Deze beslissing is op 8 april 2019 aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard.
Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:46.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Het beroepschrift van klaagster is op 18 april 2019 door de griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- het dossier van de raad;
- het verweerschrift met bijlagen van verweerder van 6 juni 2019;
- een brief met bijlagen van klaagster van 31 juli 2019.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 9 september 2019. Verweerder en de gemachtigde van klaagster, [naam gemachtigde klaagster] zijn verschenen. De gemachtigde van klaagster en verweerder hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder volledig overbodig en onrechtmatig een dagvaarding heeft laten uitbrengen jegens klaagster. Verweerder heeft misbruik van procesrecht gemaakt en zich niet gehouden aan zijn plicht om onnodige procedures te voorkomen. Als gevolg van verweerders handelen heeft klaagster schade geleden.
4 FEITEN
In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
5 BEOORDELING
Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de grieven van klaagster en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van 8 april 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-823/DB/OB.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau, W.A.M. van Schendel, H.J.P. Robers en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2019.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 november 2019.