Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-11-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:172
Zaaknummer
19-454/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 18 november 2019
in de zaak 19-454/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 juli 2019 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij e-mail d.d. 9 maart 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij e-mail d.d. 11 juli 2019 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 29 juli 2019 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 29 juli 2019 verzonden aan klager.
1.4 Bij brief d.d. 23 augustus 2019, door de raad per fax ontvangen op 23 augustus 2019 en per post ontvangen op 26 augustus 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2019. Klager en verweerder zijn verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
zich in een H14-formulier aan het Hof diffamerend over klager heeft uitgelaten, klager in diskrediet heeft gebracht en in een kwaad daglicht heeft gesteld.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
De voorzitter heeft de klacht miskend in die zin, dat het niet gaat om de weigering (niet in te stemmen met uitstel) als zodanig. De voorzitter vat het in die zin goed samen, dat de betreffende opmerking diffamerend is en klager in diskrediet brengt. De voorzitter heeft de beslissing onvoldoende gemotiveerd. De mededeling van verweerder dat klager in een andere procedure bij het Hof niet is verschenen om strategische redenen met als enig doel de procedure nog meer te rekken is onjuist, want daarvan is aan zijn zijde c.q. aan die van zijn cliënte nimmer sprake geweest. Ook is onjuist dat het niet verschijnen zou leiden tot vertraging van de procedures. Verweerder had zich niet op deze wijze mogen uitlaten. Die uitlatingen zijn gericht tegen aan rechter en dat heeft de voorzitter miskend. Dat verweerder de visie van zijn cliënte in het H14-formulier heeft weergegeven valt daarin niet terug te lezen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de inhoud van de klacht correct geformuleerd. De voorzitter heeft voorts bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd, heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval en heeft de klacht in volle omvang beoordeeld.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2019.
Griffier Voorzitter