Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-10-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:203
Zaaknummer
19-626/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder essentiele informatie niet heeft verstrekt aan de voorzieningenrechter en/of de deurwaarder. Evenmin sprake van dwang, dwaling en/of bedrog en/of onrechtmatige druk.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 28 oktober 2019
in de zaak 19-626/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 12 september 2019 met kenmerk 2019-795999, door de raad ontvangen op 13 september 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 De moeder van klagers is op 26 maart 1993 overleden. Klagers zijn twee van meerdere erfgenamen. Tussen de erfgenamen is een geschil ontstaan over (onder meer) de verkoop en levering van de voormalig ouderlijke woning (hierna: de woning). Klagers zijn in die woning woonachtig.
1.2 Verweerder heeft sinds 2002 de belangen van twee ‘staken’, te weten klagers’ zus en de erfgenamen van klagers’ overleden broer (de schoonzus en nichten) behartigd. Klagers zijn door verschillende opvolgende advocaten bijgestaan, laatstelijk door mr. S.
1.3 In 2017 heeft verweerder klagers namens zijn cliënten gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam en gevorderd hen te veroordelen tot verkoop, levering en ontruiming van de woning. Bij vonnis van 2 februari 2017 heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.
1.4 Bij tussenvonnis van 2 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter de cliënten van verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken een concept koopovereenkomst en een concept leveringsakte ter zake de woning over te leggen.
1.5 Op 30 maart 2017 is de mondelinge behandeling van het kort geding voortgezet. Verweerder heeft namens zijn cliënten een concept koopovereenkomst en een concept leveringsakte met de heer Van der L overgelegd.
1.6 Bij vonnis van 13 april 2017 heeft de voorzieningenrechter (onder meer) klagers veroordeeld mee te werken aan de verkoop (door ondertekening van de koopovereenkomst) en levering (door afgifte van een schriftelijke volmacht aan de notaris) van de woning aan de heer Van der L of een door hem nader te noemen meester voor een bedrag van € 750.000,- en klagers veroordeeld de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
1.7 Tussen de advocaat van klagers en de cliënten van verweerder is vervolgens overleg gevoerd over – onder meer – de wens van klagers in de woning te blijven wonen en de voorwaarden waaronder dat zou kunnen geschieden.
1.8 Op 14 april 2017 heeft mr. S verweerder onder meer meegedeeld dat klager 2, uitgaande van een waarde van € 750.000,- voor de woning, aan de twee staken die verweerder vertegenwoordigde in totaal € 300.000,- zou kunnen betalen.
1.9 Bij e-mail van 18 april 2017 heeft mr. S klagers onder meer geschreven:
“Gisteren sprak ik [verweerder] telefonisch. (…) Hij zal het voorstel bespreken met zijn cliënten. Hij zei dat hij nog niet eerder van het voorstel had gehoord. Desalniettemin zal hij tot betekening van het vonnis overgaan.”
1.10 Bij e-mail van 19 april 2017 heeft verweerder de heer Van der L onder meer geschreven:
“Ondertussen is er een uitspraak in onderhavige kwestie. De broers dienen de woning te ontruimen en mee te werken aan de verkoop en levering.
Echter merk ik op dat de koop- en leveringsakten dienen te worden aangepast in dier voege dat de bepalingen over vrij van huur – en/of gebruiksrechten komen te vervallen. (…)
1.11 Bij e-mail van 19 april 2017 heeft mr. S klagers onder meer geschreven:
“Ik sprak zojuist [verweerder]. Ik heb namens u voorgesteld de ervenrekening te verdelen over de vijf staken onder aftrek van de eventuele kosten van de notaris voor het opstellen van de koopakte, de akte van levering en de verdelingsakte en reservering van een deel voor de grafrechten. [Verweerder] zei dat zijn cliënten daar niet mee akkoord gaan. Men wil € 40.000,-- extra hebben voor alle kosten die zij hebben gemaakt. Dus een uitkoop voor € 340.000,-- (…)
[Verweerder] heeft inmiddels de stukken naar de deurwaarder gestuurd. Die zal waarschijnlijk morgen tot betekening overgaan. Vanaf dat moment hebt u, aldus [verweerder] nog 14 dagen de tijd om te zorgen dat het geld op tafel komt (€ 340.000,00) en de akte van verdeling is gepasseerd mits de koper daarmee akkoord gaat. (…)
[Verweerder] heeft ook aangegeven dat hij onverbiddelijk na 14 dagen (na morgen) tot ontruiming over zal gaan indien een en ander niet geregeld is.
Zoals eerder besproken hebben wederpartijen met het vonnis in hun hand het recht om de eigendom te doen overgaan op [de heer Van der L] en u met behulp van de politie uit uw woning te zetten.”
1.12 Bij e-mail van 23 april 2017 heeft mr. S klagers onder meer geschreven:
“Gisterochtend sprak ik [verweerder] telefonisch (…) Ik heb (nogmaals) de boodschap overgebracht dat u behalve de € 300.000,-- voor zijn cliënten (twee staken) alleen wil bijdragen aan eventuele kosten van de notaris voor het opmaken van de koopakte en leveringsakte. (…)
[Verweerder] gaf aan dat, indien ik hem komende week bericht per mail dat u er niets meer bijdoet, hij zijn cliënten zal adviseren uitvoering te geven aan het vonnis (Dat wil zeggen: betekening en ontruiming).”
1.13 Bij e-mail van 24 april 2017 heeft mr. S klagers onder meer geschreven:
“[Verweerder] gaf aan dat, indien ik hem komende week bericht per mail dat u er niets meer bij doet, hij zijn cliënten zal adviseren uitvoering te geven aan het vonnis.”
1.14 Het vonnis is op 25 april 2017 aan klagers betekend.
1.15 Bij e-mail 26 april 2017 heeft mr. S verweerder meegedeeld dat klagers bereid waren een bedrag van € 10.000,- te betalen voor de door zijn cliënten gemaakte kosten.
1.16 Bij e-mail van 2 mei 2017 heeft verweerder mr. S onder meer geschreven:
“Uw voorstel als verwoord in uw email van 24 april jl. alsmede de aanvulling van 26 april j.l. heb ik met cliënten besproken. Zij zijn onder voorbehoud van het doorgaan van de koop door [de heer Van der L] bereid hun erfdeel in de woning (…) aan uw cliënten te verkopen onder de navolgende voorwaarden:
1. Door uw cliënten te betalen een bedrag van euro 340.000,-- (kosten koper) te deponeren binnen 5 dagen op de derdenrekening van de notaris. (…)
Voor de goede orde. Dit is een niet onderhandelbaar voorstel. Dit voorstel ligt tot 5 mei 2017 1200 uur ter acceptatie gereed, onder bovengenoemd voorbehoud en mits dit niet eerder wordt ingetrokken.”
1.17 Bij e-mail van 2 mei 2017 heeft verweerder de heer Van L onder meer geschreven:
“Voor de goede orde leg ik nog vast hetgeen wij bespraken omtrent de eventuele koop en levering van [de woning] (…)
U liet weten dat u niet degene wilt zijn die de bewoners (…) ontruimd. Ik liet u weten dat het vonnis bij verkoop door cliënten zal worden geëxecuteerd zodat formeel u niet de ontruiming bewerkstelligd.
Wel heb ik u gewezen op het vonnis waarin staat opgenomen dat er niet vrij van huur- en/of gebruiksrechten kan worden opgeleverd. Dit omdat er in beginsel huurrechten van de bewoners zouden zijn.”
1.18 Bij e-mail van 3 mei 2017 heeft mr. S verweerder meegedeeld dat klagers akkoord gaan met het in 1.16 genoemde voorstel van 2 mei 2017.
1.19 Bij e-mail van 5 mei 2017 heeft de heer Van der L verweerder onder meer geschreven:
“In uw onderstaande (lees: e-mail d.d. 02-05-2017) heeft u correct weergegeven dat zowel ik als mijn achterban de bewoners (…) niet wil ontruimen. Op dit moment is het voor mij niet duidelijk wat het schrappen van bepalingen uit de koop- en leveringsakte over de huurrechten van de bewoners voor consequenties heeft.”
1.20 Op 9 mei 2017 heeft klager 2 een bedrag van € 300.000,- overgemaakt naar de derdengeldenrekening van een notariskantoor. Op 13 mei 2017 heeft hij een bedrag van € 40.000,- overgemaakt naar de derdengeldenrekening van verweerder.
1.21 Op 22 mei 2017 heeft verweerder de heer Van der L onder meer geschreven:
“Na ampel beraad en wikken en wegen willen cliënten toch niet de ontruiming van hun familie doorzetten. Daarmee zien zij derhalve af van verkoop aan u(w) cliënten.”
1.22 Op 13 juni 2017 heeft verweerder mr. S herinnerd aan de gemaakte afspraken.
1.23 Op 20 juni 2017 heeft verweerder mr. S onder meer geschreven:
“Onder verwijzing naar mijn email van 13 dezer zou ik er van uit mogen gaan, dat hier gevolg aan is gegeven. Echter merk ik nog geen storting op mijn derdenrekening noch ontvang ik bericht dat de stukken bij u zijn ingeleverd, noch is de nota van [Van der L] voldaan.
het begint te vervelen dat uw cliënten traineren en ik zie wel dat aan het in mijn email van 13 dezer uiterlijk morgen 21 juni 2017 is voldaan. Zo niet, dat zal ik cliënten in overweging geven om dan toch maar aan [Van der L] te verkopen.”
1.24 Bij e-mail van 25 juni 2017 heeft verweerder mr. S onder meer geschreven:
“Voorts merk ik op dat er naar de mening van cliënten onvoldoende voortvarendheid in de afwikkeling zit. Als dit niet anders gaat zullen cliënten [de heer Van der L] wederom benaderen en alsnog uitvoering aan het kg-vonnis geven. Ik geef uw cliënten in overweging om werkelijk snel te reageren.”
1.25 Bij e-mail van 26 juni 2017 heeft verweerder mr. S onder meer geschreven:
“De overige punten dienen uw cliënten nog echt onverwijld en onmiddellijk na te komen. Cliënten staan op scherp en het kost mij thans al moeite om hen af te houden van ontruiming en verkoop aan [de heer Van der L]. Het volgende bericht dat ik wens te ontvangen is dat aan de diverse punten is voldaan en morgen de stukken bij op kantoor liggen. Zo niet, dan wordt stellig overwogen, dat er ontruimd wordt en is het traject met uw cliënten afgesloten.”
1.26 Bij e-mail van 3 juli 2017 heeft verweerder mr. S onder meer geschreven:
“Het lijkt er op, dat uw cliënten de beëindiging van het geschil blijven chicaneren. Op geen enkele wijze hebben zij voldaan aan de overeenkomst. Zij weigeren om copie van de stukken te overleggen, zij weigeren om de op hun naam staande rekening te verdelen en zij weigeren om de ervenrekening vanuit de rekening te verdelen.
Hierbij sommeer ik uw cliënten om mee te werken aan de tussen partijen gesloten overeenkomst te weten:
1. Door uw cliënten te betalen een bedrag van euro 340.000,-- (kosten koper) (zijnde 300.000 voor de woning en 40.000 voor bijdrage in de kosten van cliënten van de afgelopen jaren) (…)
Mocht niet aan deze sommatie worden voldaan zullen cliënten nakoming in kort geding vorderen subs. zullen zij ontbinding van de overeenkomst vorderen met schadevergoeding van minimaal euro 40.000,--, alsmede zullen zij tot executie van het ontruimingsvonnis overgaan met verkoop aan [de heer Van der L] cq. derde.”
1.27 Op 12 juli 2017 heeft mr. S verweerder een aangepast voorstel gedaan. Verweerder heeft daarop bij e-mail van 14 juli 2017 gereageerd. Bij e-mail van 18 juli 2017 heeft verweerder mr. S onder meer geschreven:
“Uitsluitend om deze zaak in zijn geheel op te lossen en onder de ontbindende voorwaarde dat uw cliënten niet aan de diverse punten hebben voldaan uiterlijk 21 juli a.s. zijn cliënten bereid om op de nadere voorwaarden tot een vergelijk te komen.
In uw onderstaande mistte ik nog de twee belangrijkste, te weten verdeling van de woning waarbij cliënten 300.000,-- toekomt en 40.000,-- voor de legal nuisance die zij hebben ondervonden. Deze behoren uiteraard onsplitsbaar tot het vergelijk.
Voor het overige de punten als in uw onderstaande email.”
1.28 Op 19 juli 2017 heeft mr. S verweerder meegedeeld dat klagers alsnog akkoord zijn. Vervolgens heeft op 21 juli 2017 overdracht van de woning plaatsgevonden.
1.29 Bij brief van 16 februari 2019 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) in 2017 essentiële informatie over de koop/verkoop van de woning niet, en met name niet tijdig, kenbaar heeft gemaakt aan de voorzieningenrechter en de door verweerder ingeschakelde deurwaarder;
b) klagers steeds verder onder druk heeft gezet door keer op keer te dreigen met betekening en executie van het kortgedingvonnis, met als gevolg dat klagers de woning zouden kwijtraken;
c) onrechtmatige druk op klagers heeft uitgeoefend om € 40.000,- aan zijn cliënten te betalen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van de advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Klagers verwijten verweerder allereerst dat hij in 2017 essentiële informatie betrekking hebbende op de koop/verkoop van de woning niet, en met name niet tijdig, kenbaar heeft gemaakt aan de voorzieningenrechter en de door verweerder ingeschakelde deurwaarder. Volgens klagers was het verweerder al op 2 mei 2017 bekend dat de potentiële koper, de heer Van der L, niet degene wenste te zijn die klagers zou ontruimen. Verweerder wist aldus dat de potentiële koper niet bereid was de woning te kopen op grond van de concepten die verweerder in de kortgedingprocedure had overgelegd, aldus klagers.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten dat de e-mail van verweerder aan de heer Van der L van 2 mei 2017 (zie hiervoor, 1.17) dateert van na het vonnis van de voorzieningenrechter en op grond van het klachtdossier niet kan worden vastgesteld dat verweerder er voor die datum al van op de hoogte was dat de heer Van der L klagers niet wenste te ontruimen, betekent het enkele feit dat de heer Van der L heeft aangegeven klagers niet te willen ontruimen niet dat er geen koopovereenkomst tot stand zou kunnen komen. De door verweerder in de kortgedingprocedure overgelegde koopovereenkomst en leveringsakte betroffen slechts concepten die aangepast konden worden en waarover verweerder contact heeft gehad met de heer Van der L. Er is uiteindelijk geen koopovereenkomst met de heer Van der L tot stand gekomen omdat de cliënten van verweerder de woning toch aan klagers wilden verkopen. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.4 In dit klachtonderdeel klagen klagers erover dat zij de handelwijze van verweerder hebben ervaren als vormen van dwang, dwaling en bedrog.
4.5 De voorzitter overweegt als volgt. Hoewel verweerder in zijn e-mails aan mr. S stevige bewoordingen heeft gebruikt is de voorzitter van oordeel dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet heeft overschreden. De cliënten van verweerder hadden een veroordelend vonnis in handen en hebben ondanks dat vonnis met klagers onderhandeld over een minnelijke regeling. Klagers zijn daarbij vertegenwoordigd door mr. S. Uit de door klagers geciteerde en/of overgelegde e-mailcorrespondentie tussen verweerder en mr. S blijkt niet dat sprake is geweest van dwang, dwaling en/of bedrog. Het enkele feit dat verweerder mr. S heeft gewaarschuwd dat hij zijn cliënten zou adviseren het vonnis van de voorzieningenrechter te executeren – met als gevolg dat klagers zouden worden ontruimd – is daartoe onvoldoende. De cliënten van verweerder waren daartoe immers gerechtigd. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.6 Dat door verweerder op onrechtmatige wijze druk op klagers is uitgeoefend om € 40.000,- aan zijn cliënten te betalen is niet gebleken. Dit bedrag is de uitkomst van de onderhandelingen over een minnelijke regeling tussen (de advocaat van) klagers en verweerder. Voor zover klagers er ook over klagen dat onduidelijk is gebleven waarom zij dit bedrag aan de cliënten van verweerder moesten betalen bovenop de koopprijs van hun deel van de woning (€ 300.000,-) overweegt de voorzitter dat uit de correspondentie die na het vonnis van de voorzieningenrechter tussen verweerder en mr. S heeft plaatsgevonden volgt dat de cliënten van verweerder bereid waren de woning alsnog aan klagers te verkopen als zij een extra bedrag van € 40.000,- zouden betalen, een lump sum bedrag voor legal nuisance. Klagers hebben hier uiteindelijk zelf mee ingestemd (zie de e-mail van mr. S van 19 juli 2017, 1.28), zodat niet valt in te zien wat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk te verwijten valt. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 28 oktober 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2019 verzonden.