Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:148

Zaaknummer

18-645

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij in strijd met de daarvoor geldende regels in een arbeidsprocedure het volledige medische dossier van het UWV betreffende klager heeft overgelegd en daarmee ook zijn cliënt, de werkgever van klager, inzage heeft gegeven in dat dossier. Daarmee heeft verweerder zijn beroepsgeheim geschonden. Verweerder heeft zijn fout erkend. De raad oordeelt dat de klacht gegrond is en dat verweerder door het overleggen van de medische gegevens de bevoorrechte positie van advocaten, die kennis kunnen nemen van de medische gegevens van het UWV bovendien in gevaar heeft gebracht.

Inhoudsindicatie

Zij legt verweerder de maatregel van een waarschuwing op.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 25 maart 2019

in de zaak 18-645

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 oktober 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 14 augustus 2018 met kenmerk KNN187/z103192, door de raad ontvangen op 15 augustus 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 februari 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft in oktober 2017 klagers werkgever bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden terzijde gestaan in een procedure tot voorwaardelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst met klager.

2.3    Bij het beroepschrift heeft verweerder het volledige UWV-dossier van klager overgelegd inclusief de medische stukken.

2.4    Nadat klagers raadsman daartegen bezwaar had gemaakt, heeft verweerder het hof verzocht de desbetreffende productie te vervangen door het UWV-dossier zonder medische gegevens.

2.5    Verweerder heeft klagers raadsman schriftelijk zijn excuses aangeboden.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    Verweerder het in strijd met de daarvoor geldende regels het volledige medische dossier van het UWV betreffende klager in de procedure bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft overgelegd en daarmee zijn cliënt, de werkgever van klager, ook daarin inzage heeft gegeven.

b)    Verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden.

4    VERWEER

Voor zover relevant voor de beoordeling, zal het verweer bij de beoordeling van de klacht worden meegenomen.

5    BEOORDELING

5.1    De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Door zijn erkenning staat vast dat verweerder in strijd met de daarvoor geldende regels het volledige medische UWV-dossier van klager openbaar heeft gemaakt. Verweerder heeft deze gegevens aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gezonden waardoor ook zijn cliënt, klagers werkgever, van dat dossier kennis heeft kunnen nemen. Hij heeft daardoor gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Met het overleggen van de medische gegevens heeft  verweerder bovendien de bevoorrechte positie van advocaten  in gevaar gebracht doordat advocaten kennis kunnen nemen van de medische gegevens van het UWV. De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad is van oordeel dat verweerder zijn verplichtingen als een behoorlijk handelend advocaat ernstig heeft geschonden. Aangezien de raad echter niet heeft kunnen vaststellen dat verweerder bewust te werk is gegaan, zal zij volstaan met een waarschuwing.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)     € 25,00 in verband met de forfaitaire reiskosten van klager,

b)    € 1000,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3    Verweerder dient het bedrag van € 25,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4    Verweerder dient het bedrag van € 1000,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-645.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4.

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, F. Klemann, P.S. van Zandbergen, M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2019.

Griffier                                                                   Voorzitter