Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:147

Zaaknummer

18-255

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft diverse klachten over verweerster. Verweerster zou klaagsters belangen onvoldoende hebben behartigd in procedures betreffende onder meer het gezag over haar kinderen. Zo heeft verweerster een appelrekest niet aan klaagster heeft voorgelegd alvorens het in te dienen. Ook werd verweerster niet goed voorbereid op de zittingen. Verweerster heeft een rapport van een psycholoog niet netjes bij het hof heeft ingediend. Het rapport was niet gedateerd, de pagina’s waren niet genummerd en er ontbrak een conclusie.

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft een groot deel van de klachtonderdelen niet of onvoldoende onderbouwd naar het oordeel van de raad. Bovendien heeft verweerster de klachten voldoende gemotiveerd heeft betwist aan de hand van stukken. De raad verklaart de klachten daarom ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 25 maart 2019

in de zaak 18-255

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 17 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 april 2018 met kenmerk 2017 KNN170, door de raad ontvangen op 10 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 februari 2019 in aanwezigheid van klaagster en mr. P.L. Verhulst die optrad namens verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief namens verweerster, gedateerd 1 februari 2019.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster heeft klaagster vanaf november 2015 rechtsbijstand verleend in een procedure bij de rechtbank Amsterdam. Het betrof een procedure tot beëindiging van het ouderlijk gezag van klaagster over haar twee kinderen. Tevens werden verzoeken tot verlenging van een OTS en de uithuisplaatsing behandeld. Bij beschikking van 10 februari 2016 zijn deze verzoeken toegewezen.

2.3    Op 3 mei 2016 heeft verweerster hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Over het appelrekest schreef klaagster in een e-mailbericht van 5 mei 2016”

“in dank ontvangen uw geweldige appelrekest. Hierin omschrijft u precies wat ik wilde.”

2.4    Het hoger beroep is behandeld op 7 oktober 2016 en 13 januari 2017. Bij beschikking van 28 maart 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam de beschikking van de rechtbank bevestigd.

2.5    Klaagster heeft zich laten onderzoeken door de psycholoog V. Diens rapport van 24 januari 2016 is door verweerster in de procedure bij het gerechtshof ingebracht.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    Verweerster klaagsters belangen onvoldoende behartigd heeft. Zij heeft klaagster niet goed en onvoldoende geadviseerd. Ze heeft geen plan van aanpak gemaakt.  Verder  heeft zij klaagster niet ondersteund toen er sprake was van een crisis bij de kinderen. Ook bij het doen van aangifte tegen de pleegouders van de kinderen is zij niet opgetreden.

b)    Verweerster het appelrekest niet aan klaagster heeft voorgelegd alvorens het in te dienen;

c)    Verweerster niet goed voorbereid op de zittingen verscheen. Ook bereidde zij klaagster niet goed voor op die zittingen zodat zij niet wist hoe zij zich op moest stellen;

d)    Verweerster het rapport van de psycholoog V niet netjes bij het hof heeft ingediend. Het rapport was niet gedateerd, de pagina’s waren niet genummerd en er ontbrak een conclusie.

4    VERWEER

Voor zover relevant voor de beoordeling zal het verweer daar worden behandeld.

5    BEOORDELING

5.1     

Ad klachtonderdeel a)

Naar het oordeel van de raad heeft klaagster onvoldoende aangetoond aan de hand van stukken of ander bewijsmateriaal dat verweerster haar belangen onvoldoende behartigd heeft. Klaagster geeft weliswaar aan dat verweerster geen plan van aanpak heeft gemaakt maar niet blijkt waarop dat plan van aanpak volgens klaagster gericht moest zijn en wat daarover besproken is. Welke ondersteuning klaagster gemist heeft toen er sprake van een crisis bij de kinderen was, is de raad evenmin duidelijk geworden. Een ondersteuning in een dergelijke situatie kan inderdaad juridisch zijn of gelegen zijn op een ander vlak. In het laatste geval zou van verweerster verwacht mogen worden dat zij  adequaat doorverwijst naar een instantie of beroepsbeoefenaar die klaagster had verder kunnen helpen, maar dat verweerster ten aanzien van dit aspect verwijtbaar nalatig gehandeld zou hebben blijkt niet. Datzelfde geldt voor een eventuele nalatigheid om in die situatie juridische ondersteuning te geven. Klaagster geeft niet aan waar verweerster tekort zou zijn geschoten. Uit het feit dat verweerster bijvoorbeeld een rapport heeft laten opmaken door de psycholoog V. blijkt dat zij het belang van klaagster breed heeft aangepakt.  Voorts is de raad niet gebleken wat klaagster van verweerster verwachtte bij het doen van aangifte bij de politie. In zijn algemeenheid dient een aangever dit zelf te doen, maar het is mogelijk om zich hierover te laten informeren en zo nodig hierbij te laten bijstaan door een advocaat. Dat de wens van klaagster onderdeel is gemaakt van de overeenkomst tussen klaagster en verweerster blijkt echter niet, dus enige tuchtrechtelijke nalatigheid kan de raad niet vaststellen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

5.2   

Ad klachtonderdeel b)

Uit het e-mailbericht van klaagster van 5 mei 2016 blijkt dat verweerster het appelrekest aan klaagster heeft toegezonden en dat klaagster erg tevreden was met de inhoud van het rekest. Dit onderdeel van klaagster klacht kan daarom niet slagen. Al zou het rekest niet tevoren aan klaagster zijn toegezonden: klaagster zou daardoor niet in haar belangen geschaad zijn nu het rekest kennelijk geheel aan haar wensen voldeed.

5.3   

Ad klachtonderdeel c) en d)

Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Klaagster heeft  geen onderbouwing gegeven waaruit zou blijken dat verweerster zich niet goed op de zittingen bij de rechtbank of het gerechtshof zou hebben voorbereid. Uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank blijkt dat verweerster gepleit heeft aan de hand pleitaantekeningen. Uit het verloop van de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof blijkt dat verweerster er voor gezorgd heeft dat het hof de behandeling heeft aangehouden om de kinderen van klaagster alsnog te horen. Deze zaken wijzen op het tegendeel van wat klaagster heeft aangevoerd. Klaagster heeft nog gewezen op het feit dat het rapport van de psycholoog enige mankementen vertoonde. Deze  waren naar het oordeel van de raad van dusdanig geringe betekenis dat deze niet ten opzichte van verweerster kunnen leiden tot de vaststelling dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft door dit rapport in die versie aan het Hof te overleggen. Deze onderdelen van de klacht zijn eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, F. Klemann, P.S. van Zandbergen, M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2019.

Griffier                                                                   Voorzitter