Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:186

Zaaknummer

19-541/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De e-mail van verweerster met daarin een (vijfde) schikkingsvoorstel is niet als bedreigend aan te merken. Evenmin heeft verweerster klaagster in die e-mail onder druk gezet of gechanteerd om met de voorgestelde regeling in te stemmen. Dat verweerster opzettelijk valse gegevens aan de rechtbank zou hebben verstrekt, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van  16 september 2019

in de zaak 19-541/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:   

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 6 augustus 2019 met kenmerk ks/19-233/965303, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met haar echtgenoot (hierna: de man). Verweerster staat de man in die procedure als advocaat bij.

1.2    Op 6 december 2018 heeft verweerster namens de man de (toenmalige) advocaat van klaagster een schikkingsvoorstel gestuurd, nadat mediation tussen klaagster en de man was mislukt. Klaagster en de man zijn niet tot overeenstemming gekomen, waarna verweerster op 21 december 2018 namens de man een verzoek om echtscheiding bij de rechtbank heeft ingediend.

1.3    Op 3 respectievelijk 17 april 2019 heeft verweerster namens de man een tweede respectievelijk derde schikkingsvoorstel aan de (nieuwe) advocaat van klaagster gestuurd.

1.4    Op 4 juni 2019 heeft een zitting bij de rechtbank plaatsgevonden. Op 5 juni 2019 heeft verweerster namens de man de advocaat van klaagster een vierde schikkingsvoorstel gestuurd.

1.5    In een e-mail van 18 juni 2019 heeft verweerster namens de man aan de advocaat van klaagster een vijfde schikkingsvoorstel gedaan. De e-mail luidt, voor zover relevant:

“Client kan niet instemmen met hetgeen uw cliënte verzoekt.

Hij stelt uw cliënte het volgende voor:

- cliënt voldoet uw cliënte € 212,50 per maand aan kinderalimentatie vanaf het moment dat uw cliënte de woning verlaat. Gelijk aan het bedrag dat hij ook voldoet voor zijn andere kinderen. Ik wijs uw cliënte er op dat het nog maar de vraag is of zij dit bedrag ooit via de rechtbank zal gaan ontvangen.

- uw cliënte verlaat uiterlijk 1 november 2019 de echtelijke woning. Indien uw cliënte zich blijft vasthouden aan haar standpunt, overweegt cliënt een voorlopige voorziening te starten aangezien de huidige situatie onhoudbaar is. Dat betekent dat dit grote financiële gevolgen kan hebben voor uw cliënte. Zij betaalt immers thans slechts 150 euro per maand aan lasten, die worden dan in ieder geval fors hoger. Ook is de kans groot dat uw cliënte op zeer korte termijn de woning van cliënt zal moeten verlaten. Immers, het is helder dat cliënt enig eigenaar van de woning is en dat uw cliënte uiteindelijk de persoon is die op zoek moet naar vervangende woonruimte. Cliënt meent dat hij met zijn aanbod van 1 november 2019 meer dan coulant is;

- cliënt is bereid om toestemming te geven voor een verhuizing van uw cliënte met [de minderjarige dochter] binnen een straal van 30 KM gerekend vanaf de echtelijke woning;

- uw cliënte geeft cliënt toestemming ex artikel 1:88 BW om uiterlijk 1 november 2019 de woning in de verkoop te plaatsen;

- partijen berichten de rechtbank gezamenlijk binnen een week na het bereiden van overeenstemming dat de echtscheiding kan worden uitgesproken en dat genoemde afspraken kunnen worden opgenomen in de beschikking. De zaak hoeft enkel te worden aangehouden voor wat betreft het onderdeel vormgeven van zorgregeling;

- cliënt is bereid om uw cliënte eenmalig (alleen dit jaar) toestemming te geven om 5,5 week met [de minderjarige dochter] op vakantie te gaan deze zomer (mits uw cliënte dus akkoord gaat met het complete aanbod);

- cliënt is bereid om de ouders van uw cliënte eenmalig (alleen dit jaar) toestemming te geven om in de periode 18/7 tot en met 30/7 toe te laten tot de echtelijke woning van partijen.

Ik merk hierbij op dat het onderhavige voorstel de laatste poging van cliënt is om in onderling overleg tot een afwikkeling te komen.”

1.6    Klaagster en de man zijn niet tot overeenstemming over een minnelijke regeling gekomen.

1.7    Op 19 juni 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.8    Op 4 juli 2019 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verweerster en de politie.

1.9    Op 6 juli 2019 heeft klaagster bij de deken een aanvullende klacht over verweerster ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    klaagster onder druk heeft gezet om in te stemmen met een regeling waarmee de belangen van klaagster en die van klaagsters dochter zouden worden geschaad;

b)    opzettelijk onjuiste gegevens aan de rechtbank heeft verschaft;

c)    de echtscheidingsprocedure steeds vertraagt door het stellen van aanvullende voorwaarden waardoor het niet mogelijk is om tot overeenstemming te komen;

d)    ten overstaan van de politie ten onrechte heeft beweerd dat de advocaat van klaagster het ermee eens was dat de ouders van klaagster de echtelijke woning moesten verlaten.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2    Dit klachtonderdeel ziet op de e-mail van verweerster aan de advocaat van klaagster van 18 juni 2019 (zie hiervoor, 1.5). Verweerster heeft de advocaat van klaagster in die e-mail een vijfde schikkingsvoorstel gedaan. Anders dan klaagster is de voorzitter van oordeel dat die e-mail niet als bedreigend is aan te merken. Evenmin heeft verweerster klaagster in die e-mail onder druk gezet of gechanteerd om met de voorgestelde regeling in te stemmen. Verweerster heeft in het belang van haar cliënt een vijfde schikkingsvoorstel gedaan teneinde de zaak zoveel mogelijk buiten rechte te regelen. Dat was ook in het belang van klaagster. Het stond klaagster vrij om niet met het voorstel in te stemmen. Dat verweerster hiervan de gevolgen heeft geschetst betekent niet dat sprake is van bedreiging of chantage. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij opzettelijk valse gegevens aan de rechtbank heeft verstrekt. Klaagster heeft hierbij als voorbeeld genoemd een brief van de ex-partner van de man die verweerster als productie bij de rechtbank heeft ingediend en het inkomen van klaagster en de man. Klaagster heeft de door haar genoemde voorbeelden verder niet toegelicht.

4.4    Verweerster voert aan dat in het verweerschrift dat namens klaagster bij de rechtbank is ingediend zonder onderbouwing wordt gesteld dat de man klaagster in het verleden eenmaal fysiek heeft mishandeld en een van zijn twee kinderen die hij uit een vorig huwelijk heeft meerdere malen heeft geslagen. De man zag zich genoodzaakt om zich hiertegen te verweren. De man heeft zijn ex-partner daarom verzocht om een aantal vragen per e-mail te beantwoorden. Dat heeft zij gedaan. De e-mail waarin de vragen aan de ex-partner van de man zijn gesteld en het antwoord hierop van de ex-partner van de man zijn als geheel als productie bij de rechtbank ingediend. Verweerster betwist dat deze brief vals is en als doel heeft de rechtbank te misleiden. Verweerster heeft voorts in het verzoekschrift het inkomen van de man genoemd dat overeenkomt met zijn jaaropgave 2017. Ook de recente loonstroken, jaaropgave 2018 en aangifte IB 2018 zijn aan de rechtbank nagezonden. Het inkomen van de man is aldus met stukken onderbouwd en niet vals. Het inkomen van klaagster is in het verzoekschrift geschat. Dit inkomen heeft verweerster overgenomen uit de alimentatieberekening die door de mediator is gemaakt naar aanleiding van het inkomen dat door klaagster zelf aan de mediator is doorgegeven en is dus niet vals, aldus verweerster.  

4.5    De voorzitter overweegt dat klaagster haar klacht, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster, niet heeft onderbouwd. Reeds gelet hierop is klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.6    Dat verweerster in alle opzichten probeert de echtscheidingsprocedure uit te stellen door steeds nieuwe voorwaarden te stellen waardoor het niet mogelijk is om tot overeenstemming te komen heeft klaagster niet feitelijk onderbouwd en blijkt ook niet uit het klachtdossier. Ook klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.7    Klaagster verwijt verweerster tot slot dat zij ten overstaan van een politieagent ten onrechte heeft beweerd dat de advocaat van klaagster het ermee eens was dat de ouders van klaagster de echtelijke woning moesten verlaten.

4.8    Verweerster heeft toegelicht dat klaagster aan de man had gevraagd of hij het goed zou vinden dat haar ouders vanuit Rusland tijdens de zomervakantie ook in de echtelijke woning, die eigendom is van de man, zouden verblijven. De man heeft hierop aangegeven dit geen goed idee te vinden. Ondanks dat de man had aangegeven dat hij hiermee niet akkoord was, heeft klaagster ervoor gekozen om haar ouders toch toe te laten tot de woning. Verweerster heeft vervolgens met de advocaat van klaagster gebeld en haar gevraagd of zij wellicht een bemiddelende rol zouden kunnen spelen, zodat de situatie in de woning niet zou escaleren. Daar hebben zowel verweerster als de advocaat van de vrouw zich voor ingezet. Helaas heeft dit niet voor een oplossing gezorgd. Hierop heeft de man besloten de politie in te schakelen. Die heeft op 4 juli 2019 telefonisch contact opgenomen met verweerster met de vraag of het haar en de advocaat van klaagster niet lukt om het probleem op te lossen. Verweerster heeft de agent daarop meegedeeld dat dit is geprobeerd, maar dat het niet is gelukt, aldus verweerster.

4.9    De voorzitter overweegt dat klaagster haar klacht, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster, niet heeft onderbouwd. Ook uit het klachtdossier blijkt niet dat verweerster tegen een politieagent heeft gezegd dat de advocaat van klaagster het eens was met de voorwaarde dat klaagster de echtelijke woning zou verlaten. Klachtonderdeel d) is eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 16 september 2019.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 16 september 2019 verzonden.