Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:159

Zaaknummer

190137

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Appelverbod. Klager wenst doorbreking van het appelverbod en doet daartoe een beroep op schending van de fundamentele rechtsbeginselen. Klager motiveert dit beroep door aan te voeren dat de handtekening van de griffier van de raad op de beslissing niet overeenstemt met de handtekening van diezelfde griffier op een brief.  De voorzitter oordeelt dat dit beroep geen schending van fundamentele rechtsbeginselen meebrengt, omdat uit de ondertekening van de brief volgt dat deze ‘i.o.’ is ondertekend. Een delegatie van dergelijke werkzaamheden aan griffiemedewerkers door de griffier is niet ongebruikelijk. Appelverbod niet doorbroken.  Klager is niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Uitspraak

BESLISSING                           

van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 17 juni 2019

in de zaak 190137

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 april 2019 met nummer 18-729/DB/ZWB, die aan partijen is toegezonden op 15 april 2019. Hierin is het verzet van klager tegen een beslissing van de voorzitter van die raad 18 december 2018, gewezen onder hetzelfde nummer, ongegrond verklaard. De voorzitter had de klacht van klager in zijn beslissing met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

    Het beroepschrift van klager is op 24 mei 2019 door de griffie van het hof ontvangen.

 

3    DE BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de raad van discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, dat wordt gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad – inhoudende dat een klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Dit betekent dat het op basis van de Advocatenwet niet mogelijk is in hoger beroep te komen (appelverbod). Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.2    Klager doet in deze zaak een beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen in die zin dat hij vermoedt dat de beslissing niet rechtmatig is. De motivatie van deze stelling houdt in dat de handtekeningen van de griffier in twee documenten niet overeenstemmen. Hiertoe heeft klager drie documenten overgelegd: de laatste pagina van de beslissing van 15 april 2019, het begeleidend schrijven van de griffier bij die beslissing en een oproepingsbrief van 10 januari 2019. 

3.3    De voorzitter is van oordeel dat klager onvoldoende heeft aangevoerd om een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod te rechtvaardigen. De voorzitter stelt in dit kader vast dat de handtekening van de griffier op de brief van 10 januari 2019 inderdaad anders is dan de handtekening van de griffier op de laatste pagina van de beslissing van 15 april 2019 en het begeleidend schrijven daarbij. Bij de handtekening op de brief van 10 januari 2019 staat in het klein ‘i.o.’ vermeld, wat betekent dat een ander – vermoedelijk een griffiemedewerker – in opdracht van de griffier heeft getekend met zijn of haar eigen handtekening. Een dergelijke delegatie van werkzaamheden bij het verzenden van oproepingsbrieven is gebruikelijk en zeker niet onrechtmatig. De handtekeningen van de griffier op de beslissing en de begeleidende brief bij die beslissing vertonen daarentegen voldoende gelijkenis om aan te nemen dat deze zijn gezet door de (bevoegde) griffier.

3.4    Nu het beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen faalt betekent dit dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

 

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline neemt daarom de volgende beslissing:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van 15 april 2019 van de Raad van Discipline in het arrondissement ’s-Hertogenbosch.

Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2019.

griffier      voorzitter

Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift schriftelijk verzet worden gedaan bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van veertien dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, waarin de gronden voor het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

Het verzetschrift dient in zevenvoud te worden ingediend.

Het Hof van Discipline is gevestigd te Den Haag aan de Kneuterdijk 1.

Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 088 2053777.

De beslissing is verzonden op 17 juni 2019.