Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-05-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:151
Zaaknummer
190085
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Aangezien de beslissing van de raad op 4 maart 2019 is toegezonden aan klaagster, kon klaagster uiterlijk op 3 april 2019 hoger beroep instellen. Het beroepschrift is echter pas per e-mail van 4 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het per aangetekende post verzonden beroepschrift met bijlagen is een dag later, te weten op 5 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Nu het beroepschrift van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk als bedoeld in artikel 56a, lid 1 van de Advocatenwet.
Uitspraak
BESLISSING
van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 3 mei 2019
in de zaak 190085
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem–Leeuwarden (verder: de raad) van 4 maart 2019, nummer 18-700, aan partijen toegezonden op 4 maart 2019, waarbij de klacht van klaagster tegen verweerster gedeeltelijk gegrond, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerster heeft van de raad een waarschuwing opgelegd gekregen en is veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
Het beroepschrift waarmee klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is per e-mail op 4 april 2019 en per aangetekende post op 5 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen.
3 DE BEOORDELING
3.1 Aangezien de beslissing van de raad op 4 maart 2019 is toegezonden aan klaagster, kon klaagster uiterlijk op 3 april 2019 hoger beroep instellen. Het beroepschrift is echter pas per e-mail van 4 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het per aangetekende post verzonden beroepschrift met bijlagen is een dag later, te weten op 5 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen.
3.2 Nu het beroepschrift van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk als bedoeld in artikel 56a, lid 1 van de Advocatenwet.
BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
- verklaart het door klaagster tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 maart 2019, nummer 18-700 ingestelde hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift schriftelijk verzet worden gedaan bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van veertien dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, waarin de gronden voor het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
Het verzetschrift dient in zevenvoud te worden ingediend.
Het Hof van Discipline is gevestigd te Den Haag aan de Kneuterdijk 1.
Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 088 2053777.
De beslissing is verzonden op 3 mei 2019