Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-09-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:183
Zaaknummer
19-166/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 9 september 2019
in de zaak 19-166/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 april 2019 op de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail van 21 maart 2019 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 14 maart 2019 met kenmerk 2018-577396, door de raad ontvangen op 15 maart 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 26 april 2019 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 april 2019 is verzonden aan klagers.
1.4 Op 24 mei 2019 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 augustus 2019 in aanwezigheid van klager 2 en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 24 mei 2019.
1.7 Op de zitting heeft klager 2 nog de volgende stukken overgelegd: de brief van klagers aan de deken van 14 november 2017 (zonder bijlagen), de brief van de advocaat van de curatoren in het faillissement van AquaServa aan de deken van 14 november 2017 en een print-screen van de documenteigenschappen van een pfd-bestand. De raad heeft ook deze stukken betrokken bij zijn beslissing.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel a) ten onrechte overwogen dat verweerder genoegzaam heeft aangevoerd dat de opdracht tot verpanding van de bank afkomstig is en dat de notaris voor de bank is opgetreden en niet voor AquaServa. Volgens klagers blijkt uit productie 11 bij repliek het tegendeel. De voorzitter is voorts ten onrechte voorbij gegaan aan de wettelijke verplichting van de notaris om zijn facturen naar zijn opdrachtgever te sturen. Ook is de voorzitter er ten onrechte aan voorbij gegaan dat het bij het optreden tegen voormalig cliënten ook gaat om het beschikken over vertrouwelijke informatie die van de voormalig cliënten is verkregen.
3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft de voorzitter miskend dat het helemaal niet relevant is of de informatie bekend is geworden bij de kantoorgenoten van verweerder. Het gaat om de mogelijke beschikbaarheid daarvan. Voorts heeft de voorzitter miskend dat de informatie waarvan vast staat dat die door verweerder is gedeeld met zijn kantoorgenoten via het systeem van conflictchecks onvermijdelijk tot de conclusie leidt dat er bij AquaServa op dat moment sprake was van een serieus geschil met de Belastingdienst.
3.3 De voorzitter heeft met betrekking tot klachtonderdeel c) miskend dat verweerder niet consistent is met de toepassing van zijn geheimhoudingsplicht. De voorzitter heeft tevens miskend dat de informatie over de achtergrond van het belangenconflict wel degelijk van belang was voor de invordering. Mr. M had dan ook naar behoren geïnformeerd dienen te worden.
3.4 De voorzitter is bij haar oordeel over de reikwijdte van de klacht voorbij gegaan aan het element dat verweerder (en zijn plaatsvervangers) in 2017 nog bij het dossier waren betrokken toen de Belastingdienst een pandrecht probeerde af te dwingen van klaagster 1, terwijl verweerder zelf stelt dat hij zich in verband met een belangenconflict in 2014 uit de zaak heeft teruggetrokken.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klagers te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Twijfel kan mogelijk bestaan bij het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat klagers tegenover de betwisting van verweerder onvoldoende hebben onderbouwd dat verweerder (dan wel één van de plaatsvervangend rijksadvocaten van het kantoor van verweerder) na 2014 nog bij het dossier AquaServa betrokken is geweest. De door klagers ter zitting overgelegde print-screen van de documenteigenschappen van een pdf-bestand met als titel “[Klaagster 1] uitstel VSO 1 november 2017” is daartoe onvoldoende. Dat de curatoren in het faillissement van AquaServa zich achter de onderhavige klacht van klagers hebben geschaard maakt het voorgaande niet anders.
4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, A. de Groot, G. Kaaij en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2019 verzonden.