Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-09-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:148
Zaaknummer
19-179 DB/HvD
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 16 september 2019
in de zaak 19-179/DB/HvD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 april 2019 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij klachtformulier d.d. 21 oktober 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerster.
1.2 Bij brief van 25 januari 2019 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van het Hof van Discipline met het verzoek om voor de behandeling van de klacht een andere raad aan te wijzen. Bij beslissing d.d. 12 maart 2019 heeft het Hof van Discipline voor de behandeling van de klacht de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch aangewezen.
1.3 Bij beslissing van 18 april 2019 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 18 april 2019 verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief d.d. 13 mei 2019, door de raad ontvangen op 14 mei 2019 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 september 2019. Klaagster en verweerster, bijgestaan door mr. JS, zijn verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster en de nagekomen e-mails met bijlagen van klaagster d.d. 5, 14 en 16 augustus 2019.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
rechters doelbewust heeft misleid en rechters heeft belet op juiste, volledige en zorgvuldige informatie te oordelen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Verweerster heeft een onjuiste en onvolledige en onzorgvuldige schikking aan de raad van discipline gestuurd, op welke stukken de voorzitter van de raad van discipline beslist heeft.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. Klaagster heeft in verzet geen inhoudelijk bezwaar tegen toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet naar voren gebracht. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46g Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2019.
Griffier Voorzitter