Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:138

Zaaknummer

180166

Inhoudsindicatie

Klagers verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 lid 1 Advocatenwet is afgewezen door de deken omdat er geen procedure loopt tussen klager en de VvE, waarvoor de bijstand van een advocaat nodig is. De deken heeft naar het oordeel van het hof bij zijn beslissing terecht meegewogen dat in dit geval geen rechtsbijstand door een advocaat nodig is. Er is nog geen sprake van een procedure. Het feit dat de (voormalige) deken een zelfde verzoek vanwege het niet naar behoren optreden van een voorgaande advocaat eerder wel heeft toegewezen, maakt dit niet anders. Het beklag van klager tegen de beslissing is dan ook ongegrond. 

Uitspraak

BESLISSING

van 11 januari 2019

in de zaak 180166

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 4 juni 2018 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 12 juni 2018 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

 

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 13 juni 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    het schrijven van klager van 21 juni 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 25 juni 2018;

-    het schrijven van klager van 4 juli 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 6 juli 2018;

-    het schrijven van de deken van 19 juli 2018,  ontvangen ter griffie van het hof op 19 juli 2018;

-    het schrijven van klager van 5 augustus 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 7 augustus 2018;

-    het schrijven van klager van 2 september 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 4 september 2018;

-    het schrijven van klager van 6 november 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 7 november 2018;

-    het schrijven van klager van 9 november 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 9 november 2018.

2.3    Het hof heeft de zaak op zitting behandeld op 26 november 2018.

 

3    FEITEN

3.1    Klager woont al sinds vele jaren in een appartement aan de [adres klager] te [woonplaats klager]. Sinds september 1998 is hij eigenaar van het appartement. Hij heeft verschillende klachten die te maken hebben met zijn appartement, waaronder lekkage. Vanaf 2015 heeft klager die problemen onder de aandacht gebracht van de Vereniging van Eigenaren (VvE).

3.2    De VvE heeft niet gezorgd dat die klachten naar tevredenheid van klager werden opgelost; daarom heeft klager juridische bijstand gezocht. In eerste instantie is hij bijgestaan door [naam advocaat 1]. Omdat hij ontevreden was over de dienstverlening door [naam advocaat 1], heeft hij een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur. Deze heeft bij bindend advies geoordeeld dat de klacht van klager gegrond was en aan [naam advocaat 1] in overweging gegeven de toevoegingsvergoeding aan de eventueel opvolgend advocaat te laten.

3.3    Klager heeft daarna verschillende advocaten benaderd om hem bij te staan in zijn geschil met de VvE. Hij heeft het Juridisch Loket gevraagd om hulp en werd daar geattendeerd op de mogelijkheid bij de deken van de Orde van Advocaten in Rotterdam om aanwijzing van een advocaat te vragen. Dat heeft klager gedaan. De toenmalige deken heeft op 16 november 2017 de advocaat [naam advocaat 2] aangewezen.

3.4    Klager en [naam advocaat 2] hebben gesproken over de strategie om de problemen aan te pakken. Uiteindelijk heeft [naam advocaat 2] klager laten weten de zaak niet verder te kunnen behandelen, omdat klager en hij het niet eens werden over de wijze van aanpak. Dit is door de advocaat aangeduid als een vertrouwensbreuk.

3.5    Daarna heeft klager op 1 mei 2018 nogmaals aan de deken gevraagd om een advocaat aan te wijzen. De deken heeft dit verzoek afgewezen. In de brief daarover van 4 juni 2018 gaf hij als reden dat er geen procedure loopt tussen klager en de VvE, waarvoor de bijstand van een advocaat nodig is. Het gaat om een geschil tussen een lid van de VvE en die VvE. Op grond van artikel 13 van de Advocatenwet kan de deken alleen bij verplichte rechtsbijstand een advocaat aanwijzen. Vanwege het handelen van [naam advocaat 1] waardoor klager zich in de steek gelaten heeft gevoeld, heeft de deken bij het eerste verzoek toch een advocaat aangewezen. De deken vond de door [ naam advocaat 2] bedachte strategie bovendien reëel. Klager maakt overleg met de VvE onmogelijk door alle voorwaarden die hij stelt.

3.6    Klager is het met de afwijzing van het tweede verzoek om aanwijzing niet eens en verzoekt het hof om toch een advocaat aan te wijzen. Hij vindt dat hij daar recht op heeft, omdat ook [naam advocaat 2] zijn zaak niet goed heeft behandeld. Op de zitting heeft klager ook nog aangevoerd dat de deken niet gaat over de vraag of een nieuwe toevoeging kan worden verleend.

 

4.    BEOORDELING

4.1    Het hof moet oordelen over de klacht van klager dat de deken ten onrechte weigert opnieuw een advocaat aan te wijzen om klager bij te staan. Of daarvoor een toevoeging kan worden verleend, is in deze procedure niet aan de orde, die beslissing is aan de Raad voor de Rechtsbijstand. Daar zijn klager en de deken het over eens.

4.2    De deken heeft naar het oordeel van het hof bij zijn beslissing terecht meegewogen dat in dit geval geen rechtsbijstand door een advocaat nodig is. Er is nog geen sprake van een procedure. Omdat[ naam advocaat 1] klager niet goed had bijgestaan heeft de toenmalige deken [naam advocaat 2] als advocaat aangewezen, al was ook toen geen sprake van verplichte bijstand van een advocaat.  Er trad tussen [naam advocaat 2] en klager echter een vertrouwensbreuk op, omdat [naam advocaat 2] niet de door klager gewenste aanpak wilde volgen. In beginsel bepaalt de advocaat hoe een zaak moet worden aangepakt; daarbij worden de wensen van de cliënt wel meegewogen, maar deze zijn niet doorslaggevend. Nu de aangewezen advocaat niet verder voor klager optreedt, moet worden beoordeeld of opnieuw een advocaat moet worden toegewezen.

4.3    Artikel 13 Advocatenwet bepaalt dat de deken een advocaat aanwijst in gevallen waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand alleen door een advocaat kan geschieden. Dat is hier niet aan de orde. Daarom kon de deken het verzoek van klager afwijzen. Het feit dat de (voormalige) deken een zelfde verzoek vanwege het niet naar behoren optreden van een voorgaande advocaat eerder wel heeft toegewezen, maakt dit niet anders. Het beklag van klager tegen die beslissing  is dan ook ongegrond. 

   

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 4 juni 2018 ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. T.H. Tanja-van den Broek, voorzitter, mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, A.A.H. Zegers, J.M. Rowel-van der Linde en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.