Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-08-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:144
Zaaknummer
190048D
Inhoudsindicatie
Verzending aangetekende mail. Dekenbezwaar. Op grond van artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan gedurende dertig dagen na verzending van de bestreden beslissing van de raad van discipline hoger beroep worden ingesteld bij het hof. De beslissing van de raad van discipline is gedateerd op 7 januari 2019 en op dezelfde datum per aangetekende e-mail verzonden naar verweerder. Verweerder heeft het bestand uit deze e-mail op 9 januari 2019 opgehaald en op 8 februari 2019 een hoger beroepschrift ingediend. Volgens verweerder is de beroepstermijn pas gaan lopen op 9 januari 2018, zodat zijn hoger beroepschrift binnen dertig dagen is ingediend. Het hof leidt uit het ‘aangetekend mailen statusoverzicht’ af dat de beslissing door de raad is verzonden op 7 januari 2019. Deze constatering brengt mee dat verweerder vanaf 7 januari 2019 om 14:19 uur wist, althans kon weten, dat de beslissing van de raad aan hem was verzonden. Dat verweerder die beslissing eerst twee dagen later, op 9 januari 2019 om 8:14 uur, heeft opgevraagd (en ontvangen), laat onverlet dat de verzending ervan heeft plaatsgevonden op 7 januari 2019. Verweerder heeft het hoger beroepschrift derhalve ingediend buiten de hiervoor geldende termijn. Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
BESLISSING
van 19 augustus 2019
in de zaak 190048D
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 7 januari 2019, gewezen onder nummer 18-802, waarbij de klacht van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schrapping opgelegd. Verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 750,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten en € 500,-- aan de Staat. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2019:1.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Het beroepschrift waarbij verweerder van deze beslissing in beroep is gekomen, is gedateerd op 8 februari 2019 en is per e-mail op 8 februari 2019 en per post op 12 februari 2019 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- het beroepschrift d.d. 8 februari 2019;
- het verweerschrift d.d. 27 maart 2019 van de deken;
- een e-mailbericht van de raad, met bijlage, d.d. 12 februari 2019
- de door de griffie van het hof bij Aangetekend B.V. opgevraagde informatie over (de werking van) aangetekend mailen, ontvangen door de griffie van het hof bij e-mail d.d. 13 februari 2019, beide doorgezonden naar verweerder en de deken per e-mail op 28 juni 2019.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 juli 2019 waar namens de deken is verschenen mevrouw mr. N.M.P. Jäger. Verweerder is niet verschenen.
3 BEOORDELING
3.1 Alvorens te komen tot een inhoudelijke behandeling van de zaak dient het hof
-ambtshalve- te beoordelen of verweerder in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Daarvoor is het volgende van belang.
Ingevolge artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan gedurende dertig dagen na verzending van de bestreden beslissing van de raad van discipline hoger beroep worden ingesteld bij het hof.
3.2 De eerste alinea van het hoger beroepschrift dat is ingediend op 8 februari 2019 (per e-mail) en op 12 februari 2019 (per post) luidt: “Bijgaand zend ik u een beroepschrift tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 januari 2019 in de zaak 18-802 (…) welke aan mij door de Raad van Discipline is toegezonden per onderstaand aangetekend e-mailbericht op 9 januari 2019.” Het hof leidt hieruit af dat verweerder zich (impliciet) op het standpunt stelt dat de beroepstermijn eindigde 30 dagen na 9 januari, te weten 8 februari 2019, zodat het beroepschrift tijdig is ingediend.
3.3 In een reactie heeft de deken (onder meer) aangegeven dat de beslissing van de raad, zoals is aangegeven met een stempel op de beslissing, is verzonden op 7 januari 2019 en dat hij deze ook op 7 januari 2019 per aangetekende mail heeft ontvangen. De beroepstermijn eindigde daarmee op 6 februari 2019, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aldus de deken.
3.4 Het hof heeft bij de raad navraag gedaan naar de datum en de wijze van verzending. De raad heeft het hof bericht dat gebruik wordt gemaakt van de diensten van Aangetekend B.V. (ook bekend onder de naam KPN Aangetekend Mailen), en daarbij een “Aangetekend mailen statusoverzicht” overgelegd. Dit overzicht d.d. 12 februari 2019 vermeldt:
- Aangetekende mail in behandeling genomen 07-01-2019 – 14:19 uur
- Aankondiging verstuurd 07-01-2019 – 14:19 uur
- Aankondiging afgeleverd 07-01-2019 – 14:19 uur
- Aangetekende mail opgevraagd 09-01-2019 – 08:14 uur
IP-adres [IP-adres]
- Aangetekende mail verstuurd 09-01-2019 – 08:14 uur
- Aangetekende mail afgeleverd 09-01-2019 – 08:14 uur
3.5 Vervolgens heeft het hof nog nadere informatie opgevraagd bij Aangetekend B.V. over de gehanteerde werkwijze. Aangetekend B.V. heeft deze nader uiteengezet en voorts, bij wijze van nadere toelichting, onder meer verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 juli 2017 (ECLI:NL:RBNHO:2017:6320). In die zaak wordt, in rechtsoverweging 4.6, onder meer overwogen:
“Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de (…) e-mail [eisers] heeft bereikt. Met de ontvangst van de aankondiging door de mailserver van [eisers] kan worden gezegd dat de e-mail het digitale postvak van [eisers] heeft bereikt. De vergelijking kan worden gemaakt met de gang van zaken bij de gewone postbezorging.”
3.6 Verweerder heeft op deze informatie, die op 28 juni 2019 aan hem is doorgezonden, niet meer gereageerd.
3.7 Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de uitleg over / de werking van het systeem van aangetekend mailen en leidt uit het statusoverzicht af dat de beslissing door de raad is verzonden op 7 januari 2019. Deze constatering brengt met zich dat verweerder vanaf 7 januari 2019 om 14:19 uur wist, althans kon weten, dat de beslissing van de raad aan hem was verzonden. Dat verweerder die beslissing eerst twee dagen later, op 9 januari 2019 om 8:14 uur, heeft opgevraagd (en ontvangen), laat onverlet dat de verzending ervan heeft plaatsgevonden op 7 januari 2019.
3.8 Het hof komt dan ook tot de slotsom dat, nu vaststaat dat de beslissing is verzonden op 7 januari 2019, tot en met 6 februari 2019 hoger beroep kon worden ingesteld. Het hoger beroepschrift is ingediend buiten de hiervoor genoemde termijn. Redenen om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten zijn gesteld, noch gebleken.
3.9 Het hof zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beroep van verweerder tegen de beslissing van de Raad van Discipline van 7 januari 2019 in de zaak 18-802 niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel, T.E. van der Spoel, P.J.G. van den Boom en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2019.