Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-01-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:137
Zaaknummer
180144
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder zou de belangen van klager hebben geschonden door de kortgedingdagvaarding openbaar te laten betekenen, terwijl hij beschikte over het e-mailadres van klager en hij de dagvaarding ook naar het adres van de vriendin van klager had kunnen sturen. Het hof kan de redenering van verweerder volgen dat hij ervoor heeft gekozen om de kortgedingdagvaarding openbaar te laten betekenen, nu hij een sommatiebrief heeft verstuurd naar een hem bekend e-mailadres van klager en hij hierop geen reactie meer heeft gekregen. Verder stond klager op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding niet ingeschreven in de Basisadministratie Personen. Het hof is niettemin met de raad van oordeel dat het beter was geweest indien verweerder de dagvaarding daarnaast naar het verweerder bekende e-mailadres van klager had gestuurd. Het enkele feit dat verweerder dit niet heeft gedaan, is echter onvoldoende om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Bekrachtiging beslissing van de raad (klacht ongegrond).
Uitspraak
BESLISSING
van 11 januari 2019
in de zaak 180144
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 30 april 2018, gewezen onder nummer 17-1029/A/A, aan partijen toegezonden op 30 april 2018. In deze beslissing is de klacht van klager tegen verweerder ongegrond verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2018:101.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 mei 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- het verweerschrift van verweerder van 13 juli 2018;
- de brief met bijlagen van de gemachtigde van klager van 31 oktober 2018, met daarin tevens de mededeling dat klager niet op de mondelinge behandeling aanwezig en/of vertegenwoordigd zal zijn.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 november 2018, waar alleen verweerder is verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij de belangen van klager heeft geschonden door de kortgedingdagvaarding openbaar te laten betekenen, terwijl hij beschikte over het e-mailadres van klager en hij de dagvaarding ook naar het adres van de vriendin van klager had kunnen sturen.
4 FEITEN
4.1 In de beslissing van de raad zijn onder overweging 2 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht die aanleiding geven deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof kan de redenering van verweerder volgen dat hij ervoor heeft gekozen om de kortgedingdagvaarding openbaar te laten betekenen. Immers, hij heeft op 28 oktober 2014 een sommatiebrief verstuurd naar een hem bekend e-mailadres van klager en hij heeft hierop geen reactie meer gekregen. Verder stond klager op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding niet ingeschreven in de Basisadministratie Personen. Het hof is niettemin met de raad van oordeel dat het beter was geweest indien verweerder de dagvaarding daarnaast naar het verweerder bekende e-mailadres van klager had gestuurd. Het enkele feit dat verweerder dit niet heeft gedaan, is onvoldoende om hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
5.2 Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft overigens niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 30 april 2018, onder nummer 17-1029/A/A, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, C.A.M.J. Raymakers, R.H. Broekhuijsen en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.