Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:134

Zaaknummer

180252

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in haar brief aan klaagster feitelijk onjuist te stellen dat klaagster recht heeft op een AOW-uitkering, nu klaagster in de gelegenheid is gesteld om op verweersters brief te reageren en de daarin gestelde feiten te weerleggen, en zij door de onjuiste mededeling van verweerster niet in haar belangen geschaad. Inhoud en toonzetting brief niet onnodig grievend en tijdstip verzending is evenmin tuchtrechtelijk ontoelaatbaar. Grenzen vrijheid advocaat wederpartij niet overschreden. Ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING                                  

van 25 januari 2019

in de zaak 180252

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's-Hertogenbosch (verder: de raad) van 20 augustus 2018, gewezen onder nummer 18-356/DB/ZWB, aan partijen toegezonden op 21 augustus 2018. In deze beslissing is de klacht van klaagster tegen verweerster in beide onderdelen ongegrond verklaard. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:118.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 september 2018  ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 november 2018, waar de gemachtigde van klaagster, [naam gemachtigde], en verweerster zijn verschenen.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.  in haar brief van 15 december 2017 ten onrechte stelt dat klaagster aanspraak kan maken op een AOW-uitkering;

2.  zich in haar brief d.d.15 december 2017 intimiderend en onnodig grievend heeft uitgelaten.

 

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

Het onderzoek in hoger beroep geeft geen aanleiding om tot een andere beoordeling dan de raad te komen. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling. Dit betekent dat de grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen en dat deze beslissing dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 20 augustus van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-356/DB/ZWB.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. H. van Loo en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.