Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-05-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:91

Zaaknummer

190058

Inhoudsindicatie

Beklag artikel 13 afgewezen. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat mogen afwijzen, omdat klaagster voor één zaak reeds een advocaat heeft en de beide andere zaken blijkens eerdere advisering door een advocaat kansloos zijn.

Uitspraak

BESLISSING

van 10 mei 2019

in de zaak 190058

 

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 25 januari 2019 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 21 februari 2019 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

 

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 21 februari 2019 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de brief van de deken van met bijlagen van 14 maart 2019. 

2.3    De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 5 april 2019.

 

3    BEOORDELING

3.1    Artikel 13 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen een advocaat kan aanwijzen aan de rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem of haar zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Op grond van artikel 13 lid 2 Advocatenwet kan de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen.

3.2    Klaagster heeft aanwijzing van een advocaat verzocht, omdat zij schadevergoeding wil vorderen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), een gemeente en een woningcorporatie. Zij wenst daartoe civiele procedures tegen die partijen te starten.

3.3    Bij de door klaagster ter toelichting op haar verzoek aangeleverde stukken heeft de deken een brief van een advocaat van 2 november 2018 aangetroffen waarin de betreffende gemeente aansprakelijk werd gesteld, alsmede een op naam van die advocaat gestelde toevoeging. Het verzoek van klaagster tot aanwijzing van een advocaat voor het voeren van een procedure tegen die gemeente is door de deken afgewezen, omdat klaagster in die zaak reeds de bijstand van een advocaat heeft.

3.4    Voor wat betreft de gewenste rechtsbijstand in de beide andere zaken heeft de deken zich voor meer informatie gewend tot de advocaat die klaagster in die zaken in het recente verleden bijstond. Uit de van die advocaat verkregen informatie is gebleken, dat klaagster in het verleden door meerdere advocaten in zaken tegen de SVB en de gemeente is bijgestaan. De advocaat is op grond van de achterliggende documentatie van oordeel dat klaagster – anders dan zij kennelijk meent – geen vordering heeft op de SVB. Voorts heeft die advocaat informatie ontvangen waaruit blijkt dat en waarom klaagster niet (meer) voor een bijstandsuitkering van de gemeente in aanmerking komt. Deze advocaat heeft klaagster op 7 december 2018 meegedeeld dat de door klaagster gewenste procedures “geen schijn van kans” maken. Het verzoek tot aanwijzing van een advocaat is door de deken voor deze zaken afgewezen vanwege het ontbreken van enige kans van slagen.

3.5    Uit het door klaagster bij het hof ingediende beklag valt uitsluitend op te maken dat klaagster een hoge schadevergoeding wenst te ontvangen en dat zij meent gedurende 11 jaar niet correct te zijn bijgestaan door haar advocaten. Een verdere toelichting op het beklag ontbreekt.

3.5    Nu iedere toelichting van de zijde van klaagster op het beklag ontbreekt, heeft het hof, mede gelet op de nadere toelichting van de deken op de beslissing van 25 januari 2019,  geen reden om aan te nemen dat klaagster in een procedure tegen de SVB en/of de gemeente enige kans maakt op toewijzing van een schadevergoedingsbedrag. Onvoldoende kans van slagen van een procedure is een gegronde reden voor afwijzing van het verzoek tot aanwijzing van een advocaat. De bevinding van de deken dat klaagster in de zaak tegen de woningcorporatie reeds wordt bijgestaan door een advocaat, wat door klaagster niet is weersproken, is eveneens een gegronde reden om haar verzoek in die zaak af te wijzen. Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 25 januari 2019 ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. R.H. Broekhuijsen

en G. Creutzberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019

De beslissing is verzonden op 10 mei 2019.