Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:106

Zaaknummer

190071

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van voorzitter klachtencommissie. Het hof is met de raad van oordeel dat verweerder met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur heeft beschaamd door klager op te roepen voor een zitting zonder eerst zelf kennis te nemen van het toepasselijke klachtenreglement, niet te reageren op e-mails van klager en de voorgeschreven procedure uit het klachtenreglement niet gevolgd. Klacht gegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 14 juni 2019

in de zaak 190071

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 23 april 2018, gewezen onder nummer 17-761/DB/LI, waarin de raad het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing van 8 november 2017, gewezen onder hetzelfde nummer, ongegrond heeft verklaard. De voorzitter had in zijn beslissing van 8 november 2017 de klacht van klager met toepassing van artikel 46j, eerste lid, sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard.

De beslissing van de voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSHE:2017:149. De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:73.

1.2    Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Het hof heeft over dit beroep geoordeeld in de beslissing van 29 oktober 2018, gewezen onder nummer 180115. Het hof heeft hierin de beslissing van de raad van 23 april 2018 vernietigd en de zaak teruggewezen naar de raad om opnieuw op het verzet van klager te beslissen.

Deze beslissing van het hof is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TAHVD:2018:194.

1.3    Het hof verwijst naar de beslissing van de raad van 11 februari 2019, gewezen onder nummer 18-886/DB/LI. Deze beslissing is op 11 februari 2019 toegezonden aan partijen. De raad heeft het verzet en daarop de klacht gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:22.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van verweerder is eerst op 8 maart 2019 door de griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennisgenomen van:

- het dossier van de raad;

- een e-mail met bijlagen van verweerder van 19 maart 2019;

- het verweerschrift van klager ingekomen op 22 maart 2019;

- een e-mail met bijlagen van verweerder van 25 maart 2019;

- een e-mail met bijlagen van verweerder van 1 april 2019;

- een brief met bijlagen van klager van 31 maart 2019, door de griffie ontvangen op 2 april 2019;

- een brief met bijlage van klager van 2 april 2019, door de griffie ontvangen op 3 april 2019.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 15 april 2019. Klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in zijn hoedanigheid van voorzitter van de klachtencommissie de door klager ingediende klachten niet naar behoren heeft behandeld.

 

4    FEITEN

De feiten zijn in de beslissing van 8 november 2017 van de voorzitter van de raad onder randnummer 1 vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

Het onderzoek in hoger beroep geeft geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan de raad in de verzetsbeslissing, gewezen onder nummer 18-886/DB/LI. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling. Desgevraagd heeft verweerder bij het hof niet duidelijk kunnen maken waarom hij het met de overwegingen van de raad in de bestreden beslissing niet eens was. Ook het hof is van oordeel dat verweerder door zijn onzorgvuldig handelen als voorzitter van een klachtencommissie het vertrouwen in de advocaat heeft geschonden. Dit betekent dat de grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen en dat deze beslissing dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 11 februari 2019, gewezen onder nummer 18-886/DB/LI.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, mrs. P.T. Gründemann en J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2019.

De beslissing is verzonden op 14 juni 2019.