Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-06-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:105
Zaaknummer
180339
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Dat verweerster in de verdelingsprocedure heeft gesteld dat sprake is van een schuur en in de pachtprocedure heeft gesteld dat slechts sprake is van een overkapping betekent niet dat zij bewust de feiten heeft verdraaid nu de kwalificatie pas relevant werd in de pachtprocedure. Evenmin onnodig grievend uitgelaten. Ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.
Uitspraak
BESLISSING
van 14 juni 2019
in de zaak 180339
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 3 december 2018, onder nummer 18-633/DB/OB, aan partijen toegezonden op 3 december 2018. In deze beslissing is de klacht van klager tegen verweerster in alle onderdelen ongegrond verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:180.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Het beroepschrift van klager is op 28 december 2018 door de griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- het verweerschrift van 11 februari 2019 van verweerster;
- de brief met bijlagen van 1 april 2019 van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 12 april 2019, waar klager, vergezeld door zijn zuster, en verweerster zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. de feiten bewust heeft verdraaid, nu zij in de verdelingsprocedure heeft gesteld dat sprake is van een schuur en in de pachtprocedure heeft gesteld dat slechts sprake is van een overkapping;
2. klager ten onrechte heeft beschuldigd van het toebrengen van dierenleed.
4 FEITEN
In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft bij de behandeling van de klacht ter zitting de klachtomschrijving van klager vastgesteld. Deze klachtomschrijving vormt ook in hoger beroep het uitgangspunt en is in deze beslissing onder 3 overgenomen door het hof. Klager heeft in hoger beroep klachtonderdelen geformuleerd die niet in eerste aanleg aan de raad zijn voorgelegd. In hoger beroep kunnen niet voor het eerst nieuwe klachten aan het hof worden voorgelegd (zie ook: HvD 8 mei 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:80). Het hof beperkt zich bij de beoordeling in deze zaak dus tot de klacht, zoals die is geformuleerd onder 3.
5.2 Het onderzoek in hoger beroep biedt geen aanleiding om tot een andere beoordeling dan de raad te komen. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling van de raad. Dit betekent dat de grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen en dat deze beslissing wordt bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van 3 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-633/DB/OB.
Aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2019.
De beslissing is verzonden op 14 junii 2019.