Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:121

Zaaknummer

190216

Inhoudsindicatie

Beklag ex art. 13 Advocatenwet. Meerdere advocaten hebben klager rechtsbijstand verleend en advies gegeven over zijn cassatieberoep. Gegronde reden voor de deken om verzoek tot aanwijzing advocaat af te wijzen.

Uitspraak

BESLISSING

van 26 augustus 2019

in de zaak 190216

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

 

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 1 augustus 2019 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 5 augustus 2019 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

 

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 7 augustus 2019 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft verder kennis genomen van de brief met bijlagen van 8 augustus 2019 van de deken.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

 

3    FEITEN

3.1    Bij uitspraak van 1 augustus 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een klager ten laste gelegd strafbaar feit bewezen verklaard en klager een gevangenisstraf opgelegd.

3.2    Op 11 februari 2019 heeft klager zelf cassatieberoep ingesteld tegen dit arrest.

3.3    Bij aanzegging van 27 juni 2019 heeft de Hoge Raad klager laten weten dat de zaak alleen in behandeling genomen kan worden als een advocaat binnen een termijn van zestig dagen na de betekening van die aanzegging een schriftuur indient bij de Hoge Raad.

3.4    Bij mails van 1 en 2 juli 2019 (mr. [D.]), 2 juli 2019 (mr. [T.]) en 22 juli 2019 (mr. [V.]) hebben drie door klager aangezochte advocaten negatief geadviseerd over de haalbaarheid van het cassatieberoep omdat - kort gezegd - dit beroep niet ontvankelijk zal worden verklaard omdat het cassatieberoep pas na het verstrijken van de cassatietermijn is ingediend.

3.5    Op 24 juli 2019 heeft klager de deken verzocht een advocaat aan te wijzen op grond van artikel 13 Advocatenwet.

3.6    Bij beslissing van 1 augustus 2019 heeft de deken overwogen dat zich niet de situatie voordoet dat klager geen advocaat heeft gevonden om hem te adviseren dan wel bij te staan in de door hem gewenste cassatieprocedure maar dat (ten minste) drie advocaten klager hebben bericht dat het cassatieberoep geen kans van slagen heeft. Mede op grond hiervan heeft de deken geconcludeerd dat er gegronde redenen aanwezig zijn om het verzoek van klager af te wijzen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet kan een verzoek tot aanwijzing van een advocaat worden gedaan door de rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen.

4.2    In het klaagschrift voert klager aan dat hij het wel zinvol vindt om in cassatie te gaan. Hij wenst - zo begrijpt het hof - in cassatie preliminair aan te voeren dat er een belangenafweging moet worden gemaakt tussen het buiten de termijn instellen van een cassatieberoep en het jarenlang opzettelijk gebruik maken van vals bewijs door de advocaat-generaal.

4.3    Naar het oordeel van het hof heeft de deken met recht klagers verzoek tot het aanwijzen van een advocaat geweigerd. Klager heeft immers advocaten weten te vinden die rechtsbijstand aan hem hebben verleend en advies hebben gegeven. Nu gebleken is dat nota bene drie verschillende advocaten los van elkaar klager na bestudering van de stukken een gemotiveerd (negatief) advies hebben gegeven over de haalbaarheid van het cassatieberoep dat klager wil instellen en er geen aanleiding is aan te nemen dat deze adviezen onjuist zijn, is op overtuigende wijze aangetoond dat er voor de deken gegronde redenen aanwezig waren voor afwijzing van het verzoek. Voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet is immers niet beslissend of de rechtszoekende een advocaat kan vinden die bereid is precies datgene te doen wat de rechtzoekende van hem verlangt.  Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van 5 augustus 2019 van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, A.D.R.M. Boumans, I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2019.                                   

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 26 augustus 2019.