Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:119

Zaaknummer

190023

Inhoudsindicatie

Klacht tussen advocaten onderling. Dat verweerder zich niet welwillend heeft gedragen door zich niet te houden aan een tussen hem en klager overeengekomen afspraak, kan niet worden vastgesteld nu verweerder expliciet heeft betwist dat overeenstemming was bereikt. Van het bemoeilijken van contact en het antedateren van brieven door verweerder is evenmin gebleken. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 23 augustus 2019

in de zaak 190023

naar aanleiding van het beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 17 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad), gewezen onder nummer 17-874 en aan partijen toegezonden op 17 december 2018. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:269.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De griffie van het hof heeft het beroepschrift van klager ontvangen op 16 januari 2019.

2.2    Voorts heeft het hof kennis genomen van het dossier van de raad en de brief d.d. 4 maart 2019 met bijlagen van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 juni 2019. Verweerder en klager zijn verschenen. Klager heeft pleitaantekeningen voorgedragen en deze aan het hof overgelegd.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) zich niet welwillend jegens klager heeft gedragen;

b) het contact heeft bemoeilijkt door geen vervanger aan te wijzen of beschikbaar te houden tijdens zijn vakantie;

c) zich schuldig heeft gemaakt aan het antedateren van brieven.

 

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

 

5    BEOORDELING

Het onderzoek in hoger beroep geeft het hof geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Hetgeen in beroep is aangevoerd, bevat geen nieuwe gezichtspunten en vormt naar zijn oordeel slechts een herhaling van hetgeen in eerste aanleg is beoordeeld. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de grieven van klager en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 17 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 17-874.

 

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2019.

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 23 augustus 2019.